De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 110]
| |
God-alleen.Ga naar voetnoot*Ὃτι αὐτῷ μέλει περὶ ὑμῶν.
Petrus
Die niet begeert dan God-alleen,
Kan nooit van Hem verlaten wezen;
Wat zal hy des in tegenheên,
Wat zal hy in beproeving vreezen? -
't Word' duister voor een oogenblik!
Zijn ziel bevangt geen wanhoopschrik;
Hy kent zijn Heiland, zijn behouder,
Ontfangt, indien 't Gods wil gebiedt,
Het kruis gewillig op zijn schouder,
En wederstreeft zijn' Vader niet. -
Hy lijdt, maar dankt ook zelfs voor 't lijden
Als blijk van 't vaderlijk kastijden,
Als weldaad uit de vaderhand;
Beveelt zich die met zielsvertrouwen,
En houdt in 't hoopvol uitzicht stand
Van eens het heilrijk Licht te aanschouwen,
Als Jezus by 't bazuingeschal
De zijnen tot zich nemen zal. -
En waarom zou hy meer verlangen? -
Wat 's voor- of tegenspoed op de aard!
Wat vrees, wat zorg zou hem bevangen
Wien Gods almachte hand bewaart?
Neen, dood of leven, vreugd of smarte,
Zijn één voor 't Godgeheiligd harte.
1827.
|
|