De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijGeloofsvastheid.Ga naar voetnoot*
Psalm XXV
ﬡ Aan mijn God behoort mijn zucht:
Heer, tot U is 't dat zy vlucht!
ב Buig mijn ziel, maar geef betrouwen;
Snoodheid juich' dan over my!
נ Cedervast, die op U bouwen;
Rookwalm, de aardsche hoovaardy!
ד Doe my Uwe wegen kennen,
Leer me Uw paden, hard of zacht,
ה Eenzaam, maar getrouw doorrennen,
God des heils waarop ik wacht!
ו Faal' mijn voet niet onder 't treden;
En herdenk de losheid niet,
| |
[pagina 103]
| |
ז God van goedertierenheden,
Die mijn jeugd zich overliet!
ח Hy is goed, de Heer der Heeren;
Hy, Hy neemt den zondaar aan.
ט Ja, Hy zal Zijn weg ons leeren,
Die aan Zijn geleide gaan.
י Klare, zuivre, reine zoetheid
Is Zijn weg voor wie Hem eert.
כ Laat my deelen in Uw goedheid,
'k Hou mijn hart niet afgekeerd.
ﬥ Moge 't U volkomen vreezen!
Ge onderwijst het in Uw raad;
מ Nacht zal dan verkwikking wezen;
De aard, ten erfdeel aan ons zaad.
נ Ons die Uwen naam belijden,
Toont Ge Uw Bondverborgenheid,
ם Prijkt Uw licht aan alle zijden;
Breekt het net dat me overspreidt.
ע Reik me Uw troost in mijne ellenden,
Uw genade, groote God,
פ Scheur' my uit en doe ze wenden
In mijn eenzaam jammerlot!
צ Trek my uit dees poel van zonden,
Die my overdolven heeft.
ר U betrouw ik hoe verslonden,
Die den bidder bystand geeft!
שׁ Woel' 't vijandig rot van hateren!
Groeien zy in tal en macht!
שׂ Ydel zal hun woede klateren;
Gy bewaart wie op U wacht!
ת Zij oprechtheid, rein geweten,
My ten deel en toeverlaat;
En verbreek de Helsche keten
Die de boosheid om ons slaat.
1827.
|
|