De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 98]
| |
Aan geweldenaars.Ga naar voetnoot*
Psalm LII.
Waarom u dus op 't kwaad verheven,
Vermeetle pleger van geweld?
God zal de zijnen niet begeven
En is door nacht noch dag omkneld.
Wat trekt gy 't boze voor het goede?
Wat hebt ge uw felle tong gespitst,
Spuwt logengift met Helsche woede,
Door uiterlijken glimp vernist?
Wat, dan verslinden, zoekt uw wrevel,
Wat, dan verdelgen, is uw doel?
Maar 't oog van God verblindt geen nevel,
Geen lasterdamp uit 's afgronds poel.
Hy zal u van den wortel scheuren
Waarop gy zeker meent te staan,
Uw tentgespan te fladder sleuren,
U eeuwig-redloos doen vergaan.
Het volk van 's Hoogsten welbehagen
Zal 't dankende aanzien in zijn vrees,
(Met de oogen hemelwaart geslagen,)
Dat Hy recht vaardigheid bewees.
Dan roepen ze uit: ‘Ziedaar gevallen
Die niet in God zijn sterkte zocht,
Maar op zijn zelfkracht plach te brallen,
En 't hart aan aardschen draf verknocht!’
Maar ik zal loof en bloessem schieten,
Als Gods Olijfboom, eeuwig groen;
Mijn hart, van dank steeds overvlieten,
En Hy zijn gunstgenoot behoên.
1827.
|
|