De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijKinderen.Ga naar voetnoot*Ἂφετε τὰ παιδια ἔρχεσϑθαι πρός με - τῶν γὰρ τοιούτων ἐςὶν ἡ βασιλεία τοῦ Θεοῦ. “Laat de kindren tot my komen.” -
Ja, mijn Heiland, ja tot U!
Waar hun hartjen voor mag schroomen,
't Is voor Uw gelaat niet schuw.
t' Uwaart strekt het bolle handtjens
By 't onnoozel lachjen uit;
Zegen gaf die lieve pandtjens,
Zegen is het, louter zegen, die den Moederschoot ontsluit.
Ja, in 's Bondgods naam gewasschen,
Biên we ze u, ô Heiland, aan.
Wiescht Ge Uw leden in de plasschen
Van den bruischenden Jordaan;
Wy die ze aan de doopvont dragen,
Zien op 't bloed, dat Gy vergoot:
Zuiver hen van 't kankerknagen,
Uit een eens verdorven wortel meêgebracht uit 's moeders schoot!
| |
[pagina 53]
| |
Ja, Gy wilt het. - Leedtjens groeien,
't Oogjen lieflacht - 't koontjen bloost; -
Vreugd en onschuld staan te bloeien
Op het hartenstreelend kroost.
Ja, zy zijn U opgedragen;
Ja Uw Engel slaat ze gâ,
En weert nooden af en plagen,
Waar ook hun onnoozele onschuld, waar hun zwakheid, bloot voor sta.
Wilt Gy dat ze tot U naderen?
Wy, wy leggen ze U ter eer,
Met geen zielengift in de aderen,
Smeekend voor Uw voeten neêr.
Neen geen gift genaakt hun lippen,
Geen besmette hun 't gemoed!
Laat hun nooit door de ooren glippen,
Nooit vooroog of zintuig zweven, dan wat Godvrucht stort in 't bloed!
Ach wy dragen 't hart van Ouderen;
Wy, in 't hart, der Oudren plicht.
Neen, die drukt niet op de schouderen;
Neen, maar zaligt en verlicht.
't Lieve spruitjen heeft Uw zorgen,
't Kent, erkent ze, bidt en dankt!
Zij de toekomst ons verborgen,
Wat verga of wat verander', 't is Uw woord dat nimmer wankt.
Ja, wy leggen 't hoofd ter neder
Op uw heilbeloftenis:
Eens brengt Ge ons als Engel weder,
Wat hier wassend stervling is;
Blijf dien by, na ons ontslapen!
Gy verliest niet wat Ge omvat;
U, des Christens schild en wapen,
U betrouwt ons brekend harte dees ons een'gen aardschen schat!
1827.
|
|