De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijEeuw.Ga naar voetnoot*- Malignum
Spernere vulgus.
Horatius.
De moed zij vast, de boezem rein,
En dan, barst uit, gy Zangen!
Klinkt bozen tijd en wareld door,
Dat aard en vrije hemel hoor';
En waar ge uw fieren toon verheft,
Laat wreevle snoodheid zoo 't haar treft
De spijt in 't hart ontfangen! -
De borst zij rein, de moed zij vast,
En laat de snaren klinken!
En grimm' de nijd, en schuim' de haat,
In 't grijnzend hart, op 't woest gelaat! -
De boosheid, hoe zy bruisch' en woed',
Ontbreekt het steeds aan kracht en moed;
Zy moet, zy zal verzinken! -
Deze Eeuw zal nooit de mijne zijn;
Ach, rees in 't eind de mijne!
Die Eeuw waarop mijn uitzicht staart,
Die in mijn hart zich openbaart!
Geef, Heiland, 't zij mijn oog haar ziet,
Of 't rijzend kroost heur heil genict',
Geef, dat zy haast verschijne! -
| |
[pagina 40]
| |
Ach, dragen wy die Eeuw in 't hart,
Dat Rijk van Hemelkennis!
De borst zij rein, en vast de moed,
En de Almacht leeft die wondren doet;
Zy heeft het morgenuur bepaald,
En als die blijde Heilzon straalt,
't Is uit met Godsdienstschennis!
1827
|
|