De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 6
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijBethlehem.Ga naar voetnoot*Δόξα ὲν ὓψίϛοις Θεῷ καὶ ἐπὶ γῆς ἐιρήνη, ὲν ανθρέποις εὺδοκία. Ontwaak, ô stervling! meng uw zang
Aan 't plechtig Englenlied:
Rijst tonen, rijst in Hemelklank,
Waar liefde, hartenvreugd, en dank,
Vereend in samenvliet'!
Uit 's Hemels hoogte klonk de zang
En daalde op 't aardsche dal:
De stem van 't lovend Hemelchoor
Klinkt lucht en veld en rotsen door,
En weêrgalmt overal.
| |
[pagina 26]
| |
ô Vreugd! ô nieuwgeboren vreugd
Die de Englentong ontbindt!
Waar in de Hemel nederdaalt,
En 't ongeschapen heillicht straalt
Op 't Godlijk wonderkind!
De Hemelheiren staan verbaasd
En schittren meer dan ooit:
't Is vrede, 't is behoudenis,
Die Adams kroost geboren is,
De Godsraad werd voltooid!
Ja, glorie, eer, en dank zij God'
Zoo hoog de Hemel strekk'!
Hy schenkt aan de aard de Vrede weêr,
Genade daalt verlichaamd neêr
In Bethlems needrig vlek.
Treed toe, en kniel voor deze kreb,
Eenvoudig herdrental!
Erkent in dit, dit teder wicht
Dat hier op 't stroo in windsels ligt,
Die d' Aartswolf temmen zal!
Aanbid en breng uwe offers hier,
Gy, wierooktelend Oost!
Kniel, wijsheid van het Morgenland!
Knielt, wie den Vorstenturban spant,
En, aardsche Grootheên, bloost!
En gy, mijn ziel, naar 't heil versmacht!
Hier, aan dees maagdeborst,
Ligt Hy die 's Levens bron ontsluit:
Barst hier in dankvervoering uit,
Hier laven we onze dorst!
| |
[pagina 27]
| |
Ja, glorie, eer, en roem zij God',
Op de aard is 't zoen en vreê!
Juicht, Englen! Hemelscharen, juicht!
En gy, wier hart Hy zich betuigt,
Die met ons dankend nederbuigt,
Gaat voor, wy zingen meê!
1827.
|
|