De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 482]
| |
Troost in benaauwdheid.Ga naar voetnoot*Κύριε, πότε σε εἴδομεν πεινῶντα; Hebr. XII, 5. Ja, de heer is eindloos goed,
Hy, de God die wondren doet,
Hy, genadig
En weldadig,
Redt en hoedt!
Grijp, mijn hart, en hou Hem vast:
Wat Hy op de schoudren tast,
Hy verlicht de zwaarste last,
Hy daauwt zegen
Allerwegen,
Hoe de Helhond grijnst en bast.
Neen, al zwichten dam en dijken,
Wy, wy vreezen noch bezwijken
In den vloed.
Neen, die hoop zal nooit misleiden;
Die Hem biddend mag verbeiden,
Voelt Zijn troost in 't bang gemoed.
Wat is onheil, nood, of smart?
Waar Zijn Heilwoord daalt in 't hart,
Daar verhevelen
Alle nevelen,
Hoe verzwart.
Kom dan! moedig doorgestaan!
Alle kommer zal vergaan;
Spoedig breekt dat blijlicht aan:
| |
[pagina 483]
| |
Ja zijn glansen
Aan de transen
Schittren reeds door de uchtendtraan.
Neen, zijn trouw zal eeuwig blijken;
Onze rotssteen kan niet wijken
Uit zijn stand.
Worden we ook van 't schuim bedolven,
In den felsten slag der golven
Grijpt ons jezus sterke hand.
1826.
|
|