De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 461]
| |
De godvruchtige.Ga naar voetnoot*Psalm I. ô Zaligheid! ô vloed van zaligheden
Des braven, die met geen Godloozen deelt!
Zijn voet bewaart van in hun spoor te treden!
In 't bentgestoelt' geen zitplaats wil bekleeden,
Waar laffe spot met God en Godsdienst speelt!
Maar, met een hart van Godsvrucht ingenomen,
Zijn wellust vindt in 't nimmer feilend Woord;
Dat Heilig Woord zijne aders door voelt stroomen!
ô Zaligheid des Godgetrouwen vromen,
Die 't dag en nacht zijn borst doorgalmen hoort!
Hem, hem gelijk, verheft in vruchtbre dalen
De boom zijn kruin aan boord der heldre vliet,
Besproeid, gestoofd, van daauw en zonnestralen,
Om op zijn tijd met sierlijk ooft te pralen,
En storm of gloed verdort zijn bladers niet.
Gods zegen is aan 't geen hy doet, verbonden;
Maar nietig kaf, door d'Oostenwind verstrooid,
Is 't moê gesloof der werkers van de zonden.
Één oogenblik! waar wordt hun plaats gevonden?
Zy zijn niet meer, hun naam is uitgerooid.
Godloosheid, neen, bestaat niet voor 't Gerichte;
De zondaars niet, waar 't recht de vierschaar spant:
Hun pad verzinkt voor 's heeren aangezichte;
Maar 't Heilig oog dat 's vromen ziel verlichtte,
Bewaakt den weg naar 't Hemelsch vaderland.
1826.
|
|