De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 458]
| |
Aan de Joden.Ga naar voetnoot*Zachar, VII, 14. Waar heeft uw ongeloof zijn wortel in, Hebreeuwen,
Die nog den Redder wacht, uw vaadren toegezegd,
En, schoon te loor gesteld door zulk een reeks van eeuwen,
Steeds aan de dienst uws Gods zoo innig vastgehecht?
Hy kwam en heeft voor ons den vloek der Wet gedragen.
Ontkent gy dat Hy 't moest naar 't woord der profecy?
Ach, leert het, (twijfelt gy) aan uw Rabbijnen vragen:
Ook zy erkennen 't meê, en zagen 't niet voorby.
Wat dan, wat aarzelt ge, u te storten aan Zijn voeten?
Uw hart ontkent zich-zelf zijn offer voor uw schuld;
't Was noodloos in uw oog voor uwe schuld te boeten,
En 't heeft de waanzucht van uw hoogmoed niet vervuld.
Hy moest, dit streelde uw ziel, door bloed en lijken treden;
't Verzoenen met uw God was van te klein gewicht:
Rechtvaardig maakt ge u-zelf door zoenwet-plechtigheden,
Maar krijgren zegepraal was Hy zijn volk verplicht.
ô Hard, ô vleeschlijk volk! ach, doet uwe oogen open,
En leest en onderscheidt. - Zijn gloriedag genaakt,
Maar wie vermeet zich deel in Zijn triomf te hopen,
Die Hem in nedrigheid vijandig heeft verzaakt?
1826.
|
|