De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijDe dag des heils.Ga naar voetnoot*Ps. CX, 3. Uit Oost en West, uit Zuid en Noorden,
Roept God zijn keurbende op ten strijd:
De Zee deinst rugwaart in heur boorden
Dat zy haar 't legerpad verwijd?
Zy staat gedoscht in 't schittrend wapen,
Met Waarheids zeegrijk staal gegord,
De helm des heils omvangt heur slapen,
Met lichtpluimaadjen overstort.
Aanvaardt, ô Uitverkorelingen,
Het schild van 't zondedelgend Kruis;
En laat dan de afgrond u bespringen
| |
[pagina 445]
| |
Met ijdeldaavrend slachtgedruis.
Hun moed, hun krachten zijn geweken,
Hun koopren krijgsklaroen verstomt;
Gods donder zal hun d'arm verbreken,
De vuist, om 't oorlogszwaard gekromd.
Ontplooi, gy Hel, uw veldbanieren,
Schaar duizend-duizend in 't geweer,
En vlei u vrij met zegevieren!
Één oogwenk slaat uw hoogmoed neêr.
Één oogwenk, en de dorstende aarde
Ligt overstelpt in 't schuimend bloed,
En de arenden van Middelgaarde
Verzaden 't uitgehongerd broed.
Dan klinken U de lofbazuinen,
ô Sions Vorst, door zwerk en lucht;
Dan schudden Bazans hooge kruinen
En hupp'len van het juichgerucht!
Dan daalt de Rechter uit de wolken,
In glans die de Englenglans verdooft,
En de aan het juk ontscheurde volken
Erkennen 't ongeschapen Hoofd!
Laat, Jezus, laat dien heildag schijnen,
De schepping zucht van 't barenswee,
Dat de aarde in stervensangst doet kwijnen;
Verlossing, redding, is haar beê.
Doch, ja, Gy zult ze niet vergeten
Wier boezem angstig te Uwaart welt:
De schakels van der jaren keten
Zijn in hun afloop haast volteld.
Rust middlerwijl, getrouwe zielen
Die onder 't altaar nog versmacht!
God kent die voor Zijn Heilwoord vielen,
Verbeidt gy 't loon dat op u wacht.
Nog andren moeten met u deelen,
En sprengen 't aardrijk met hun bloed:
Noch andren zal het moordzwaard kelen,
Eer 't reddingsuur verschijnen moet.
ô Almacht, leer het ons verbeiden,
Met oodmoed, rust, en hartevreê;
| |
[pagina 446]
| |
Ons-zelv ten offer toebereiden
Als lamm'ren, voor het slachtmes reê.
ô Zuiver ons van wrokverbitteren,
Hoe fel getergd, verdrukt, gesmaad,
Om eens in d' Onschulddosch te schitteren
Van 't Hemelpriesterlijk gewaad!
1826.
|
|