De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 439]
| |
Zondaarsbede.Ga naar voetnoot*Ps. CXXX. In zonde en vloek tot over 't hoofd verzwolgen,
Roep ik tot U van uit dees jammerzee,
ô God van wraak, op 't onrecht zoo verbolgen,
Maar ook van heil! Zie neder op mijn wee.
Genadig God! ai, hoor, ja hoor mijn smeeken!
Reik', reik' mijn stem tot Uwaart; en verhoor!
Ach, wil Uw recht het menschlijk onrecht wreken,
Wie staat één blik Uws reinen aanschijns door?
Maar neen, mijn God, bij U is 't schuldvergeven;
Ge ontfermt U hem die in de zonde viel:
U vreest ons hart met geen wanhopig beven;
Maar met de hoop der neêrgeslagen ziel.
'k Verwacht, ik steun op Uw beloftenisse;
Ik wacht op U die 's zondaars dood niet wilt.
Die trooststem spreekt in 't overtuigd gewisse,
Dat in mijn borst van wroeging klopt en trilt.
Ach, hou me Uw licht, Uw aanschijn, niet verborgen,
Naar U verwacht en reikhalst mijn gemoed.
't Ziet uit naar U als wachters naar den morgen,
Als wachters naar den eersten morgengloed.
Hoop Sion op zijn Goël en bevrijder!
Gy, Gy verlost, Almogend Vredevorst,
Die de Uwen redt van zonde en Zielbestrijder,
En Hemel schept in de U ontsloten borst!
|
|