De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 219]
| |
Deugd.Ga naar voetnoot*Wat is de Deugd? - Een bloote naam,
Verknocht aan voeglijkheid van handelen?
Een hulsel uit de modekraam,
Waar naar men raadzaamst acht te wandelen,
En waar men 't opzien of 't verdriet
Van 's levens stoornis meê ontvliedt? -
Of sluit dat woord een zelfdwang in,
Weêrstrevig tegen wil en neiging?
Een worsteling met hart en zin,
Uit loonzucht, glorie, of bedreiging?
Een kwaad, waaruit m' een goed verwacht,
Waar naar 't verstandlijk inzien tracht? -
Helaas! is dit dat heerlijk woord
Waar alle tongen van gewagen;
En koomt ze uit zulke bronnen voort;
Ze zal van my geen lofspraak dragen.
'k Eisch deugd, om wet noch modegril,
Maar, uit rechtschapenheid van wil.
Almachte, stort die deugd my in,
Gy, Bron van goed, en Onrechtwreker!
Herschep my neiging, hart, en zin,
Gy, Wareldband - en boeiverbreker!
Gy, Menschenheil en Englenvreugd,
In uw gemcenschap slechts is deugd.
1822.
|
|