De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 218]
| |
Vrije wil.Ga naar voetnoot*Hy, hy-alleen is vrij, die, door zich-zelf bepaald,
Gewijzigd, en bestemd, en zelfgenoegzaam Wezen,
Van nergens ingevloeid, op alles uitgestraald,
In 't nietigst stofjen-zelfs zijn indruk geeft te lezen.
Vermeet Gy 't u, ô Mensch? Gy vrij zijn in uw wil?
Afhangling van 't heelal, en vreemdling aan u-zelven,
Met ziel en lijf geboeid aan d' ijzren molenspil,
En machtloos om den grond uws aanzijns op te delven! -
ô Ja, gy kunt het. - Ja; maar met uw' God hereend.
In God, en met dien God, door God als God bewogen,
Zie daar u 't dierbaar pand der Vrijheid weêr verleend!
Wie andre Vrijheid roemt, roemt zelfbedrog en logen.
Neen, stervling, neem den band van Wet en Zeden aan,
Of laat uw hals in 't juk van Hel en Wareld klinken;
De Christen slechts is vrij, en streeft ter hemelbaan,
Zijn wil is, die 't gestarnt' aan 's hemels trans doet blinken.
1822.
|
|