De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijMiddernachtszang
| |
[pagina 158]
| |
Maar zalig tevens is die stond,
Geteekend met een bloed,
Den Engel (dien uw gramschap zond)
Verschrikbaar, daar hy woedt.
Egypten weent om 't stervend kroost,
Op heuvelen van aard'!
Maar Isrel juicht, in God getroost,
Door 't lammrenbloed bewaard!
Wy ook zijn Jacobs nageslacht,
In de Almacht welgemoed;
En vreezen leed noch vijands macht,
Beschut door Jezus bloed.
Ook dit, voorzeker! is de nacht,
Verkond door t Heilig woord:
De Bruigom nadert, lang verwacht,
Wiens 's hemels throon behoort.
De Maagden, aan heur plicht verpand,
Gaan juichend hem te moet',
Met heldre lampen in de hand,
En 't hart vol liefdegloed.
Doch wee, wien 't oog besluimerd werd!
De lamp, van licht ontbloot!
Vergeefs is 't, aan de deur geknerd,
Als eens de feestzaal sloot.
Neen, houden wy getrouwe wacht
Met blakend hart en zin,
Gestaâg op 's Heilands komst bedacht,
En slapen nimmer in!
| |
[pagina 159]
| |
Het duister uur van middernacht,
Al zingend doorgewaakt,
Zag Christus boôn door Hemelkracht
Uit boei en kluis geslaakt.
Ook ons omsluit een kerkerwand;
Gy, Christus, zie ons aan!
Ontbind hen uit der zonden band,
Voor wie Gy hebt voldaan!
Ontsluit ons, Koning, God, en Heer,
Uw naadrend Koninkrijk;
En klinke 't lied van Dank en Eer
Uit dit verheerlijkt slijk!
1817.
|
|