De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 5
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 105]
| |
Agur.Ga naar voetnoot*ô Vader, die geen wierookvat,
Geen goud, geen' lofzang waarder schat
Dan 't stil aanbiddend onderwerpen,
't Berusten met een lijdzaam hart,
En 't needrig zwijgen in de smart,
Wanneer uw geesselslagen snerpen!
Gy, die voor bloed en lamm'renvet
Gehoorzaam buigen voor uw wet,
En weldoen kiest voor offers geven!
ô Hoor my, groote God der Goôn!
Twee beden breng ik voor Uw' throon,
Verleen my die in 't vluchtig leven!
Verwijder hoogmoeds ijdelheid
Die 't zwellend hart zoo licht verleidt,
Den valschen waan van eigen kennis,
Die pest des boezems, verr' van my!
Dien stikwalm van een vleiery,
Die afval aâmt en heiligschennis!
En hoed my, alvervullend God,
Voor beiden uitersten van 't lot!
Voor hartbenaauwend hongerprangen!
Voor weeldrig zwelgende overdaad!
Maar doe my in gerusten staat
De nooddruft uit Uw hand erlangen!
| |
[pagina 106]
| |
Brooddronken zatheid deed my licht
Verflaauwen in mijn hoogste plicht,
Uw gunst versmaân, van ziel verbasteren.
En de armoê mocht my onberaân
De hand aan 's naasten have slaan,
Of mijns Verlossers naam doen lasteren.
Wat, ô mijn God, begeerde ik meer!
Uw dienst verdooft des warelds eer,
't Gestrook der wellust, in genoegen.
Mijn boezem kent geen ander zoet,
Geen andre vrede voor 't gemoed,
Dan naar Uw leiding zich te voegen.
1808.
|
|