De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 4
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 422]
| |
Denkbeeld vorming.Uw gaanderyGa naar eind1, kortzichtige Ouden,
Doet t' onrecht denkbeeld en besef
Voor d' indruk van het voorwerp houden,
Dat 's menschen geest van buiten treff',
Niet anders dan door vlugge stiften,
Op 't onbeschreven pergament,
Onvatbaar voor den zin der schriften,
Een reeks van letters wordt geprent.
Neen, zoo met heur haar eigen krachten
De ziel des stervlings niets verricht,
Maar werkloos d' indruk af moet wachten
Van 't voorwerp waar zy bloot voor ligt;
En niets dan bloote beeldtenissen
Ontfangt en weder van zich geeft,
Die alle verder wezen missen,
Dan 't schijnsel van den spiegel heeft:
Van waar dan ('k vraag het met vertrouwen)
In 't lijdlijk wezen, dus geroerd,
Die wondre kennis van 't aanschouwen,
Die 't tevens meê en in zich voert?
Wat kracht bespiegelt de enkle dingen?
Verdeelt het geen zy onderzocht?
En trekt uit die bespiegelingen
Een algemeen en nieuw gewrocht?
Strekt beurtlings, nu, naar welbehagen,
Het hoofd naar 't opperste in 't heelal;
En houdt dan de aandacht weêr geslagen
Op 't needrigst dat er wezen zal?
Keert eindlijk weder in zich-zelven;
| |
[pagina 423]
| |
Tast eigen wanbegrippen aan,
En weet de waarheid op te delven
Door overtuiging van den waan?
Gewis, veel krachtiger vermogen
Is hier de werkende oorzaak van,
Dan die in 't lijdelijk gedoogen
Van stoflijk aandoen liggen kan.
't Blijft echter waar, dat van 't ontfangen
Des indruks in 't bezielde lijf
Der zielen werking af zal hangen,
Die kracht verandert in bedrijf.
Dus wordt, als 't licht ons valt in de oogen
Of 't oor door klank getroffen wordt,
De zelfkracht van de ziel bewogen,
Door 't prikklend zintuig aangepord.
Dan brengt ze op 't uiterlijk gevoelen,
De beelden die ze in zich besluit
Op juistgelijke wijs aan 't woelen,
Bespiegelt, vergelijkt, spreekt uit:
En voegt, na 't grondig vergewissen
Van ieder denkbeeld, dus gevat,
Die nieuwverkregen beeldtenissen
By d' opgelegden voorraadschat.
Libr. V. Metr. IIII. |
|