De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 4(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 424] [p. 424] 's Menschen verhevenheid. In hoe velerlei gestalten leeft het talloos dierenrijk! Sommige, uitgerekt van lichaam, boren rustloos door het slijk. Andre, die met lichte wieken vluchtig lucht en winden kneên, Zweven door de onmeetbre ruimte van des hemels vloeistof heen. Andre drukken, zwaar van leden, logge stappen in den grond, Springen door de dichte bosschen, of de groene weiden, rond. Maar hoe ze allen ook verschelen door verscheidenheid van leest, 't Hoofd voorover neêrgebogen maakt hen alle, stomp van geest. Niet dan 't hoofdgeslacht, het menschdom, steekt den schedel hemelwaart, Ziet, met opgeheven lichaam, uit de hoogte neêr op de aard, En dit maaksel, zoo byzonder, leert die 't waardig gadeslaat 't Hart ten hemel op te heffen met het opgericht gelaat; Dat geen logge en neêrgedrukte, dat geen ziel aan 't stof verkleefd, De eedle lijfsgestalte onteere, die zy tot haar' zetel heeft. Libr. V Metr. V. Vorige Volgende