De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 4(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Toevalligheid. Aan 't klippig berggevaart van 't Achemenisch zand, Waar de onvermijdbre schicht in 's vluchtlings vaste hand 't Ontzachlijk wapen is, dat zijn vervolgers duchten, Waar 't strijden, vluchten is, en omzien onder 't vluchten, Spruit Tigris en Eufraat uit de eigen welbron voort, Verdeelt zich en vervliet naar onderscheiden oord; En wen ze in hunnen loop zich naderhand hervinden, Hunn' stroom hereenigen en onderling verbinden, Dan drijft, wat elk van hun gevoerd heeft op zijn' vloed, Van d' een' en andren kant elkandren te gemoet'. Zoo vloeien kielen saam en uitgewrongen boomen, Op hun verscheiden vaart by toeval saamgehort; Maar de ongelijke grond, waarin die waters stroomen, Zie daar wat de oorzaak zij waar 't door geregeld wordt! Dus waant gy dat het Lot met lossen teugel zwiert; Maar neen, 't erkent een' toom, en holt niet onbestierd. Libr. V. Metr. I. Vorige Volgende