De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 4(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Rust. Koomt herwaart, gy, gebonden slaven, Die de onverbreekbre boeien kust Van die bedriechelijke lust, In de aardsche zielen ingegraven. Hier is de rustplaats van uw zwoegen; Hier de eenge toevlucht, waar de ellend Haar schreden veilig henen wendt; De blijfbre haven van 't genoegen. Noch 't geen of Taag of Hermus stroomen In glinsterende zanden schenkt; Noch 't geen des Indus vloed vermengt, Aan 's aardrijks aangestoken zoomen; Noch goud, noch diamanten luister, Verlicht de blindheid van 't gezicht, Veeleer versluit hy 't blinkend licht, En houdt de ziel verstikt in 't duister. Wat in die duurgeschatte panden Behaaglijk is of harten streelt, 't Is alles diep in de aard geteeld En roof uit 's aardrijks ingewanden. [pagina 406] [p. 406] Maar 't flikkren van des hemels zalen Verdrijft de dikke nacht der ziel; En wien dit licht in de oogen viel, Voor dien heeft Febus glans noch stralen. Libr. III. Metr. X. Vorige Volgende