De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 3
(1857)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 49]
| |
De muis- en kikvorschkrijg,
| |
[pagina 51]
| |
Aan de schim van Pegaasje, het schootkatjen van jonkvrouw Juliana Kornelia de Lannoy.Poesjen, dat met vurige oogen
Altijd vlijtig op den loer,
Zonder zweem van mededogen
't Muisjen in de knevels voer:
Poesjen, wien ik eens verbreidde,
Uw meestresse ten gevall'.
Die uw vroege dood beschreidde,
Met een klaatrend treurgeschal:
Op wiens deftig lijkgesteente
De aard meer verzen grifflen zag,
Dan eens Brugmans koud gebeente
Van dees schandëeuw beuren mag!
Is uw schim nog onbevredigd
In het onderaardsche Rijk?
Voelt uw geest zich nog beleedigd
Door een waan van ongelijk? -
Weerde ik u, om 't lieve Moschjen
Van een snoepig Maagdelijn.
Uit het Elyzeesche boschjen,
Naar het Recht van Prozerpijn;Ga naar eind1
Zit my uit de donkre wijken
Van de bleeke Geestenschaar,
Toch zoo boos niet aan te kijken
Of ik-zelf een moschjen waar.
Leer eens weder vriendlijk spinnen
| |
[pagina 52]
| |
Als gy soms naar boven ziet;
'k Wil uw vriendschap wederwinnen,
En die onmin moet te niet.
Zie, ik kom u offers brengen
Als Achilles aan zijn vrind:
Vrij wat meer dan tranen plengen,
Of wat zuchten in den wind.
't Is geen wijn uit offerschalen,
Beter in de flesch bewaard
Om een goeden vriend te onthalen
By den warmen winterhaard.
Ook geen zespaar vette stieren,
Ruim zoo dienstig op den disch,
Als er eens een feest te vieren,
Of een Boerenbruiloft is.
Ook geen honden, als de Helden
Op den aangestoken mijt,
By hun uitvaart trouw verzelden,
Naar de zede van dien tijd.
'k Kom u ook geen Trojers slachten,
Waar Patroklus smaak in vond,
Die gy, levend, zoudt verachten;
Maar - een brokjen naar uw mond.
'k Wij' u 't bloed van honderd muizen,
Meer dan ge ooit of immer vrat.
't Moge u hier met volle sluizen,
Langs de doodsche grafterp bruizen,
En om laag door de ooren zuizen,
Als een waardig offernat!
Zulk een lijkgaaf voegt een Kat.
| |
[pagina 53]
| |
[Het vignet der oorspronklijke Uitgave heeft op leinen gedenknaald het volgende byschrift:]
| |
[pagina 54]
| |
Men stell' niet meer in onze zangen
Dan in eens Keizers vliegenvangen1
't Is tijdverdrijf by 't tijdverdriet;
En, hebt ge lust om meê te spelen,
Mits zonder kinderlijk krakeelen,
Wy weigren 't goeden vrienden niet
|