De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
(1856)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 356]
| |
De Dervis.Ga naar voetnoot*Een Dervis at beschimmeld brood,
Hield in een grot verblijf,
En klaagde, moedernaakt en bloot,
En gants verkleumd van lijf.
Zijn vriend verborg zich by die grot,
En riep, zoo fel hy kon:
‘Wat mort ge, booswicht, tegen God?
Verwarm u in zijn zon!’
De Monnik ging, werd warm, en zweeg.
Maar de avond valt met vocht.
‘Ach, zegt hy, die een' mantel kreeg,
En zich bedekken mocht!’
Zijn vriend legt in de duisternis
Een' mantel voor hem neêr:
‘Zie daar wat u geschonken is,
Maar mor nu nimmer weêr!’
Hy slaat het dekkleed om zijn leên,
Maar zegt, met wrange spot:
‘Men ziet byna door 't laken heen:
Is dit een gift van God!’
Ja, stervling, ja, zoo doet gy steeds!
Ik schets uw ongeduld.
Ge kermt van overmaat des leeds,
En geeft aan God de schuld:
Aan Hem, die in uw eigen macht
De lichtnis heeft gesteld,
Of, overtreft zy menschenkracht,
Getrouw ter hulpe snelt.
Gy, die, wen ge uw bescheiden deel
Uit 's Makers hand ontfangt,
Dan nog naar 't onbescheiden veel,
En 't grondloos meer verlangt.
1793.
Uit eene Oostersche vertelling.
|
|