De dichtwerken van Bilderdijk. Deel 1
(1856)–Willem Bilderdijk– AuteursrechtvrijSayavedra.Ga naar voetnoot*
| |
[pagina 136]
| |
Hier viel ook de brave Alonzo,
Overdekt met bloed en roem:
Hier de dappere Urdiales,
Vroeggeknotte Lentebloem!
Dwars door 's vijands ruiterdrommen
Baant Saâvedra zich een wijk.
In Sevillaas vest geboren,
Was geen Ridder hem gelijk.
By de Moorsche Veldstandaarden
Vond zich een Afvalleling,
Die zijn Heiland had verlochend,
En de Moorsche wet ontfing.
Dees herkent hem, houdt hem staande
Door dit bloedige verwijt:
‘Sta, Saâvedra! sta, onëedle,
Waarom vliedt gy uit den strijd?
'k Ken u -: 'k zag u menigmalen
Op Sevillaas wapenplein
Lansen met de Ridders breken,
Fier op uwen kostbren trein.
'k Ken uw huis; uw grijzen vader;
En uw Klaraas hooge borst.
'k Heb u duurvervloekte keten
Zeven jaar als slaaf getorscht.
Thands zult gy de mijne dragen;
(Dit verleen' my Gods Profeet!)
En gy zult van my verduren,
Wat ge my verduren deedt.’ -
| |
[pagina 137]
| |
Op die woorden drijft Saâvedra
Hem een oogstraal toe, vol gloed:
Hy den Held, een Moorschen jachtpijl,
Maar die neêrvalt voor zijn voet.
Wisser raamt de held zijn slagen;
Splijt zijns 's vijands hoofd door 't zwaard;
En de blaffer ploft met eenen
Spraak- en levenloos ter aard'. -
Daadlijk valt een vloed van Mooren
Hem van alle kanten aan.
Duizend sneuvlen van zijn degen,
Tot de krachten hem vergaan.
Echter staat hy, onverschrokken,
Tegen zijn bespringers pal.
Van zijn stortend ros begeven,
Maakt hy zich dat lijk ten wal.
Hoe verwoed op één gedrongen,
Breekt hy nog hun benden door:
Maar zijn kniën wagglen, zinken,
Van het bloed dat hy verloor.
Eindlijk, by een steilen heuvel,
Zijgt de Ridder zielloos neêr.
Maar zijn naam bleef eeuwig leven;
Eeuwig, zijn verkregen eer!
Hamburg.
1795.
|
|