[Vertaling.]
Aan den koning.
Sire,
Te allen tijde is het Treurspel niet alleen beschouwd als een leerschool, maar ook als een genot voor Vorsten en Volken, omdat het de mannelijke kracht der historie paart aan de bekoring der poëzie. Het stuk, dat ik eerbiedig aan Uwe voeten leg, Sire, kan de Majesteit verhoogen van den troon, waarop Gij zetelt. 't Onderwerp, door mij behandeld, is ontleend aan de geschiedenis dezer landen. Mijn drama spreekt van den val van 't aloude Hollandsche Gravenhuis, toen de luister van onzen naam door een lafhartigen aanslag werd verdoofd; van den nijd en den trots der Grooten, saamgespannen tegen een beminnelijk, deugdrijk Vorst; en van de liefde zijns volks; van den strijd dezer middeleeuwsche kleine tirannen, onderdrukkers uit beginsel en uit eigenbelang, tegen den zielenadel, de zachtmoedigheid, de weldoende zorg van een geliefden meester.
Sta mij toe, Sire, dezen rampspoedigen tijd te schetsen, waarin het leven van den uitnemendsten der Vorsten was overgeleverd in de handen van enkele bloedgierige Baronnen, wier bestaan slechts gericht was op wanorde en regeering-loosheid. Door zulke tafereelen onderricht, moge de Hollandsche burger leeren, de rust op prijs te stellen van een vredelievend bewind, van een rechtmatig verkregen en uitgeoefend gezag, op de wetten gegrond, door weldaden bevestigd, en gesterkt door het overwicht van den koninklijken schepter; moge hij, de voorrechten genietend eener monarchale staatsinrichting, zich wel rekenschap geven van deze gewichtige