positie (als b.v. langs) by te verstaan. De vraag ‘ontmoeten zy zich’ in 't meervoudige gedaan, eischt ook het meervoudige die wandelen, en elk zijn weg is een tusschen in vallende explicatie van de wandelaars die in het denkbeeld zich verdeelen. - Voorts dat men hier elk zijn weg, en niet elk hun weg zeggen moet, is tastbaar klaar (zoo ik dus spreken mag). Immers zullen uw berispers niet beweeren dat elk een plurale is, noch elk hebben hun eigen vooroordeel goedkeuren. Wil men dit met het werkwoord in het meervoudige zeggen, zoo moet het meervoudige pronomen zy het meervoudige van het verbum determineeren, en elk hebben zy hun vooroordeel, zal de phrasis zijn, in welk geval elk eene determinatie van zy ter individueele toepassing is. Elk hun weg zou dus louter onverstand zijn.
Doch waarom UEdGestr. zoo niet in proza zoudt durven schrijven, bevat ik niet, ten zij men tot grondregel stelt, dat het gezond verstand niet meer in het proza geduld worden mag, waar het inderdaad, met alle de tegenwoordige scherpzinnigheid wel eenigzins naar toe schijnt te loopen.
En wat is dan toch elk? Immers niets anders dan een oud Friesche uitspraak van allig; dat is, een adjectivaal substantief in het enkelvoudige. Zal nu iemand zeggen: alles heeft hun kruis of al wat is draagt hun last?
Dat elk eene eenheid uitdrukt, als UWEd. aanmerkt, is zeker; naamlijk: eene distributive eenheid. En hierop koomt het aan. Hiervan is 't dat men