om een vonk van waren genie te vatten, of zelfs te kunnen verdragen of dulden.
Leyden, 19 Febr. 1827.
Gy spreekt my van Volkslied. - Eerst diende daar toch wel een Volk te wezen; en daar zie ik geen blijk meer van. 't Mag zijn dat er by U Friezen, als men ze kent, nog zoo iets overig is, dat daarnaar gelijkt, maar my komt sints lang niets voor het oog dat my aan een Volk herinnert; of dat wonderlijk mengsel van egoismus en kosmopolitismus moest daarvoor door kunnen gaan, 't geen zich-zelven verwoest.
Haarlem, den 30 Maart 1828.
Wat zijn thands Recensien? - Onverstand heeft er zich noodwendig meester van gemaakt; en men kon er om lachen, ware 't niet dat zy op jonge lieden invloeden hebben, die hun verstand, smaak, en innig gevoel verwoesten. Alles wordt klub-party; en gevoel voor goed, schoon, en waar, is verloren.
Uw oordeel over Ossiaan wil ik gaarne bevestigen. Maar de beschaafde kan de onbeschaafdheid niet uitdrukken. 't Is als of wy een halfjarig kind een Oratie in den mond leggen.
Wat Onno Zwier van Haren betreft; hy was een groot genie, maar zijn er die sine admixtione aliquâ dementiae? enz. enz.
Haarlem, 25 April 1829.