Brieven. Deel 5
(1837)–Willem Bilderdijk, Willem Messchert– Auteursrechtvrij
[pagina 252]
| |
VII.
| |
[pagina 253]
| |
moeilijk zelfs de ondervinding die af- en uitslijt; en het is even zoo met historische misvattingen. Mocht slechts het dierbare Vaderland en de welvaart der Natie daar niet door lijden, en geleken alle die deel in het Gouvernement hebben, aan uwen voortreffelijken Heer Vader, 't zou een bloot speculatieve dissensie zijn; doch hoezeer leert de ondervinding, dat alle verdeeling in een Staat noodwendig op factie en partydrift nederkoomt! En wie heeft daar meer mede te worstelen, dan die de oprechtste bedoelingen en wezendlijk verlichtste inzichten heeft? Hoe het zij, wees verzekerd, dat niets van dat alles ooit by my invloeien kan op de by my sedert veertig jaren bevestigde hoogachting voor den steeds aan zijne beginselen getrouwen Staatsman, en zijn eerbiedwaardig Geslacht, noch op de tederste gevoelens van vriendschap en verknochtheid des harten, waar mede ik, onder aanbieding van ons-aller groet, de eer heb steeds te zijn,
Hoog Welgeboren Heer, UHoog Welgeboren Ootmoedige en Dw. Dienaar en Vriend, bilderdijk. Leyden, den 6e Novr. 1823. | |
[pagina 254]
| |
cipe zeer wel vastgesteld. Ik vind er echter hier en daar wel eens het kenmerk van den Franschman in, onjuiste gevolgtrekkingen; doch het geen het beginsel of fundament der theorie niet benadeelt. Ook wel eenige omissien van noodwendige consequentien in het practicale; doch welke 't zeer wel zijn kan dat in een volgend deel aangevuld worden. Ook vind ik er niet in uitgewerkt den aart van het imperium, in se beschouwd, onafhanklijk van zijn oorsprong; als b.v. in het geval, dat men eens onderstelde een samenkomst van onashanklijke wezens, die zich een Vorst gaven. In welke onderstelling dan nog zy daarvan zich geen ander ideaal zouden hebben kunnen vormen, dan uit de Vaderlijke macht genomen, en derhalve ook geene andere hebben willen oprichten. Deze macht nu is altijd summa, d.i. (als men 't Jure publico altijd verklaarde,) rationibus reddendis non obnoxia, even zeer als plena, d.i. omnia complectens. Het geen inzonderheid zeer in aanmerking komt, by de elective Vorstverheffingen in eene verandering van de forma imperii ex aliâ quâdam in Monarchicam formam. - Ook wenschte ik daar wel de illusie in ontwikkeld, die de woorden van plenum en van absolutum imperium by de zoogenoemde publicisten verwekt hebben, door die twee te verwarren. Het plenum is alle de objecten bevattende, maar het absolutum wordt in verschillende zinnen genomen. Men maakt er somwijlen een potestas despotica van, of wier grond in een grillige willekeurigheid bestaan zou; hoedanige niet bestaat of bestaan kan, en vergeet dat alle macht | |
[pagina 255]
| |
sui naturâ en ex instituto divino, beschermend en noodzakelijk ad bonum regendorum strekkende is; en dat destructive macht een onding en contradictie is. Men vergeet desgelijks, dat het eigenlijke vinculum imperantem inter et regendos, niet ex pacto kan voortvloeien, maar ex ipsâ naturâ hominis is; het geen onze schrijver gezien heeft, maar wel wat meer aangedrongen mocht zijn ex principiis metaphysicis. - Doch wat praat ik! het ware dan een geheel ander werk geworden en niet zoo ad captum cujuscunque, als 't oogmerk des Autheurs blijkt geweest te zijn, en dus heb ik ongelijk in 't gene ik requireere. Alleen bid ik U, zelf op deze punten nog nader door te denken, ter bevestiging van het waarachtig systema. Heb intusschen hartelijk dank voor het vriendelijk aandenken aan my by dit werk, waarvan het my alleraangenaamst zijn zal het vervolg te mogen lezen, en verschoon het lang ophouden daarvan, veroorzaakt door mijn geweldig sukkelen in dezen ongunstigen jaartijd, waar wy tot mynent (zwak en aandoenlijk als onze gestellen zijn) alle zeer van lijden, alhoewel zonder eigenlijke krankte. Ontfang tevens onzen hartlijken groet, met de verzekering der oprechte hoogachting en innige verknochtheid, waarmede ik de eer heb steeds te zijn,
Hoog Welgeboren Heer, zeer geëerde en waarde Vriend,
Uw Hoog Welgeb. Ootm. en D.v. Dienr. bilderdijk. Leyden, den 3e Decr 1823. | |
[pagina 256]
| |
3.HoogWelgeboren Heer, teêrgeliefde Vriend!
Uw schrijven van heden, schoon zeer bedaard en niet ontrustende opgesteld, kan echter niet nalaten ons, vooral in beider tegenwoordige zwakte, te treffen door den toestand van een zoo dierbaren en door de tederste en heilige banden aan ons verbonden VriendGa naar voetnoot(1), en wiens leven en welzijn voor zulke betrekkingen, als waar in hy gesteid is, van zulk een belangstelling voor alles en voor my in 't byzonder is en noodwendig zijn moet. Ik kan dus niet nalaten UHoogWelgb. voor uw lieven brief dankende, te verzoeken van toch (mag het eenigzins zijn) met uwe berichten voort te varen. De omstandigheden waarin onze dierbare Vriend zoo lang geverseerd heeft, afgetobt door beslommeringen van naby en van verre, door ijver en arbeid, en nu door de hartscheurende vreeze en zorg voor zijn lief en eenig kind sedert zoo veel dagen, laten my in een temperament en gestel als het zijne, niet toe, anders dan in een nijpende vrees te zijn. Schrijf my dus, bid ik, of maak dat ik getrouwe schriftlijke tijding, zoo dikwijls mooglijk bekome, en God geve dat zy vertroostende mogen zijn! - Indien het ook mochte gebeuren, dat by verergering (die de Hemelsche Medicijnmeester genadig | |
[pagina 257]
| |
afweere) hy verlangen mocht my te zien, zoo melde men 't my en ik zal niet nalaten, zoo ik ben, dadelijk tot hem te komen. Versterk hem, beur hem op in sinarten, en deel hem mijne angst (zoo hem dit niet te veel treffen zou) en onzen hartelijken groet, zegening, en heilwensch in alle betrekkingen en opzichten mede! Dit bidde ik U, lieve Vriend en broeder in den Heiland! Mijne Egade dezen avond niet wel in staat zijnde te schrijven, heb ik zelf hoe zeer met een verward hoofd de pen opgevat. Want het hoofd heeft my sedert maanden gedraaid en is gants ontsteld, doch uit het volste en oprechtste hart betuige ik, met innige achting, tederheid, en al wat een vriendschap als die tusschen ons gevestigd is, insluit, te zijn,
HoogWelgeboren Heer, teêrgeliefde Vriend, Uw HoogWelgeb. Ootm. en Dv. Dienaar bilderdijk. Haarlem, den 3e October 1827, 's avonds te tien ure.
P.S. De hartelijke groet ook van mijne lieve Egade! Ook die van ons allen aan den waarden Capadose! |
|