doen, en elke aanleiding ten dien einde aangrijpen, die God in zijn weg stelt. Maar daar behoort eene zekere innerlijke roeping by, om (met verlating van de bloote betrekking als Leek) als Hervormer op te treden; en waarlijk, ik gevoel my den man niet, die zoodanig met buitengewone gaven van omhoog bevoorrecht zou zijn, maar een eenvoudig (schoon ijverig) Christen, die aan zijnen eigen akker inwendig rijkelijk te wieden vindt, dagelijks om vermeerdering en versterking van geloof smeeken moet, en zijne zaligheid dus (als de Apostel zegt) met vreezen en beven moet uitwerken. Nooit was ik onderneemziek, maar volgde, in geheel mijn levensloop, de wenkende hand van God, en Zijne Voorzienigheid heeft my altijd voor aardsche middelen gestrekt; hier houdt mijn hart op een byzondere wijze aan vast, en met dit gevoel kan ik alles te gemoet zien, en zonder ontzetting. Vertrouwen wy, mijn lieve Vriend en broeder in Christus, op Hem; en verdwijnt ook de zichtbare Kerk in verkeerdheden, slapheid en ontaarding van leer en zeden, Hy leeft en regeert, en de poorten der Helle zullen Zijne gemeente, die Hy kent, afgezonderd, en verzegeld heeft, niet overweldigen. Ik durf het hier herhalen: de teekenen der tijden waarschouwen ons, met bedaardheid en in verzekerd uitzicht op het einde, den tegenwoordigen toestand aan te zien, zonder eigenwillig vooruit te loopen. leder toone zich Christen, en spreke met vrijmoedigheid en zonder iets te ontzien, in zijn kring, openbaar en huislijk; maar in de Kerk-zelve zich te verheffen,