Brieven. Deel 4
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij[1826]90.Waardste Vriend!
Ik heb U lang willen schrijven, doch gy weet mijne tegenwoordige indolentie, traagheid, en vergetelheid; of liever, gy weet ze niet: want ik-zelf ken er den graad en omvang niet van, en zy worden steeds aanmerklijker. De laatstleden Dingsdag hadden wy het genoegen van onzen waardigen D. van Hogendorp by ons te hebben, die ons steeds dierbarer wordt. Hy groet U en de uwen door my, gelijk wy door U den goeden Heykes doen, aan wiens hartelijkheid in den gebede gy ons ook wel zult willen aanbevelen, gelijk wy vertrouwen in het uwe eenig deel te hebben. - Wy verhuizen niet. De Huisheer is sponte suâ te rug gekomen van zijne onredelijkheid, en heeft ons aangeboden tot den ouden prijs te blijven. Wy na- | |
[pagina 235]
| |
men het aan, maar verhuizen thands van slaap- en boekenkamers enz. en nog zie ik tegen deze beslommering (die echter noodig is) als tegen den piek van Teneriffa (om eens modern Poëetisch te spreken) op. Eindelijk zijn mijne Navonkelingen afgedrukt, maar nu wachten zy naar den tytel. Alles is met my tegenwoordig vol onspoed. Is dit tegenspoed? Ik weet het niet, en durf het daar ook niet voor verklaren, maar ben te vreden. Mijn Kollegie houdt geheel op. Beurtelings is de een en de ander van mijn twee Studenten ziek of verplicht by zieke naastbestaanden te zijn in de Haag. - Intusschen kwam hier een Engelsche schilder, die zich op de Hollandsche school toelegt, wien ik thands de Perspectief onderwijs. Doch dit zal van korten duur zijn. Mijne Egâ ligt ook heden wederom aan de zware hoofdpijn die haar telkens by het minste kou-vatten, of eenige inspanning of vermoeiing, foltert, en meer en meer afmat. Inderdaad ontziet zy zich niet genoeg, maar hoe kan zy, daar alles op haar aankomt? Met de laatste zwangerheid heeft zy zoo veel in 't lichaam geleden, dat er inderdaad een zwakheid uit ontstaan is die zy niet genoegzaam vieren kan in een woeligheid als by ons en die dan nog met kwellingen verzeld gaat, aan tijd en omstandigheden verknocht. - Ik-zelf heb ook dagelijks meer hoofdpijn dan nu in cenige jaren en ben geduurzaam koortsig en hoest. Dit is echter geen ziekte maar gevolg van het algemeen lichaamsverval des ouderdoms. | |
[pagina 236]
| |
Intusschen verheugen wy ons in de beterschap van onzen eenige, die nevens ons U en de uwen recht hartelijk groet, terwijl ik onder oprechte zegening uit het hart in den naam onzes Heeren, steeds ben en blijve de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 10 Febr. 1826. | |
91.Waardste Vriend!
Ik kan niet ontkennen dat uw schrijven op heden ontfangen ons eenigzins, om het dus uit te drukken, ontrust. Ik voor my ben volstrekt van Schumers gevoelen die het windsel om 't beentjen afraadt, 't geen in zoojong een kind den groei zou belemmeren. Liever ried ik aan, het dagelijks met brandewijn te wasschen en (doch zonder autopsie is het gewaagd dit voor te schrijven) een stevig laarsjen tot beneden de kuit. Voorders, schoon mijne Egâ zwak en krankelend is, hebben uwe tijdingen haar gedrongen, om wanneer zy kan tot uwent over te komen, doch zonder dagbepaling, als hangende dit volstrekt van hare vordering in beterschap af, waarover wy niets voorbesluiten of vaststellen kunnen. Laat U intusschen niet verleiden tot een te versterkend dieet voor het kind; 't geen, waar eenig deel of punt des lichaams te zwak is, door algemeene versterking de respective zwakte van dat deel vergroot. 3 en 4 verschelen slechts 1, | |
[pagina 237]
| |
maar 9 en 12 verschelen 3, en het verschil van 1 is lichter te gemoet te komen dan dat van 3. Men veronachtzaamt deze eenvoudige waarheid te veel in de praktijk; en waar een deel de last van het gantsche lichaam dragen moet, als in 't been en zijn gewrichten 't geval is, is dit onderscheid allergewichtigst. Zachte en gezonde voeding is alles, met uiterlijk aangebrachte versterking en ondersteuning. Zie daar, lieve Vriend, wat ik meende U te moeten meêdeelen. Wees voorts verzekerd van onze innige deelneming en hartelijkheid, en zij de genade des Heeren steeds over U en uw huis by voortduring in rijke maat uitgestort! Betuig ook den waardigen Capadose onze deelneming en heilwenschen, en geloof my als steeds den Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 5 Maart 1826. | |
92.Waardste Vriend!
Dank en lof zij den Almachtige en zegen over deze tweede spruit uwer Echt, de dierbare Kraamvrouw, en geheel uw huis! Ik kan U onze blijdschap niet uitdrukken over deze gelukkige en spoedige verlossing, waarover ik inderdaad my bekommerd heb. Geluk met uwen Izaäk, en zij hy U steeds het voorwerp van den lach der dankbare blijdschap en voorspoedig als zijn lief broêrtjen tot heden heeft mogen zijn en | |
[pagina 238]
| |
steeds zij! Ja mogen onzer beider namen de twee wichtjens steeds verbinden in den Heere, als wy verbonden zijn en den band des bloeds nog versterken! - Wy wachten de dagelijksche kraamkamerberichten met verlangen en rekenen daarop. ô Vergeet ze niet, en groet de blijde Moeder, wier ziekte wy ons nu voorstellen als ten goede gekeerd, van ons tederlijk! Ik teeken in haast, maar met het innigst gevoel, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 11 Maart 1826. | |
93.Waardste Vriend!
Niet onverwacht, maar des niet te minder met de aandoening van Ouders die ondervonden wat het is een lief kind te verliezen en wier hart by elke herinnering van zulke oogenblikken op nieuw ontbloedt, ontfangen wy uw bericht van het afsterven van 't U pas geschonken wichtjen. Uwe kennisgeving daarvan ademt de troost des Christens in meer dan onderwerping aan den onwraakbaren wil der Godheid die 't gaf en nam en voor geen aardsch genot maar Hemelzaligheid in dit kortstondige leven riep. Eene volkomen berusting der ziel en volkomen vereeniging des harten met die voorzienige en genadige bestemming schenke Zijne genade U en de droeve moeder by den schok van 't verlies der vreugde en hoop die het ouderlijk hart in elk spruitjen geniet en zoo treffend is dat | |
[pagina 239]
| |
geen taal ze uitdrukken kan! - Daar is ook troost in 't gevoel, van spruitjens uit zijn bloed, afzetsels van zich-zelven, en in wie wy leven, hier omhoog onder Gods Engelen te weten, en ook daar zijn ze niet van ons vervreemd. Ja, zy leven en wy zullen ze wederzien; en ook zy zien op ons af in liefde, en vergeten ons niet. Verdubbele God den zegen over uwen oudsten thands weder uw eenigen, op wien zich thands uw beider tederheid zal verdubbelen! Zijn bloeien zij U troostrijk in deze droefenisse en vervulle uwe harten geheel met dank en lof! Dit wenschen, dit bidden we U toe! Gisteren schreide onze teêrhartige Lodewijk reeds op uw bericht van verergering, en 't uitzicht daaruit voortvloeiende. Ik behoef U niet te melden, dat ook hy ons-beider gevoelens deelt. - De kracht des Heeren zij met U, en zegen en genade in en door Hem dien wy verwachten! Amen. Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 17 Maart 1826. | |
94.Waardste Vriend!
Welk een overheerlijk versGa naar voetnoot(1) zondt ge my, en met welke aandoening hebben wy 't gelezen en her- | |
[pagina 240]
| |
lezen! 't Heeft, zoo ik 't gevoel, geene wedergâ. ô Hoe vol, hoe rijk, hoe innig, hoe diep treffend, en hoe harmonieus en gespierd! Heb er den vurigsten dank voor, en laat het niet in het duister opgesloten liggen maar den hellen algemeenen dag zien. Hoe vele zielen zal het verkwikken, hoe velen versterken en opwekken! en hoe velen treffen mogen! Gewis de Geest Gods ademt er door en zou Hy niet werken, niet harten doen schudden, vertederen, en ter zaligheid winnen? - De voorzang-zelf-alleen is een onvergelijkelijk meesterstuk in allen opzichte, en het lichaam van 't vers gloeit als een vlammend zonnevuur. - Ja, geef het uit! doe het! Voor weinige dagen heeft ook mijne Egâ een uitgebreid vers in Fransche Alexandrijnen met een schoone Hymne daar achter gemaakt. Ik-alleen van ons drien ben dof en versuft en het schijnt dat mijn vuur geheel uitgedoofd is. - Ook valt alles buiten Poëzy my van dag tot dag moeilijker. - Doch verre van my, te klagen! Gods wil geschiede! Hy is barmhartig en genadig in alles. N.N. is my niet bekend dan dat hy nu ten tweeden male by my geweest is en my in voorkomen en gesprek, ja, belang inboezemde; maar ik heb hem niet dan op zijn dringend verzoek uwe woonplaats opgegeven, daar hy my, reeds verscheiden weken (meen ik) geleden, wanneer ik hem de eerste reis zag, sterk geklaagd had en dit nu vernieuwde dat hy in Amsterdam zeer naar uw woning rondgevraagd had, maar van niemand uitsluitsel ontfangen. Het | |
[pagina 241]
| |
vloeit over van lieden die my dus van tijd tot tijd aan boord klampen, en verre de meesten zette ik af, daar het veelal een ontrustend en lastig ding is met hun, het geen ik niet op U zou willen afwentelen, maar ik meende hier dat eenvoudig meêdeelen van uw verblijf niet te kunnen of mogen weigeren. Allerlei soort van lieden doen zich zoo op, en meer dan eens bevind ik daar eenig ijlhoofdig mijmeren by. - De zucht om predikant te worden neemt toe, en dit is niet vreemd te vinden by toenemende opwekking in de Gemeente en verminderde ijver en rechtzinnigheid in de predikanten. Maar niet altijd echter koomt het voort uit den rechten grond. Ik heb zekerlijk goede gedachten van dezen man, maar aanbevelen doe ik niet. Is het Gods heilige wil, zeide ik hem, hy zal U den weg openen; ik kan dien U, ook zelfs niet wijzen. - Ook jong en in 's levens kracht zijnde, wist ik van geen plans of ontwerpen in wat het zij; hoe zou ik het nu in mijn zwakte! Middelen heb ik nooit gekend of gezocht, maar de aanbiddelijke Voorzienigheid deed ze altijd ontstaan buiten my en zelfs buiten mijn uitzichten. En even weinig heb ik ook in mijn leven van bestieren of dirigeeren geweten. Ik deed alles wat daartoe behoorde verkeerd, en schroomde ook altijd aan iemand een raad te geven. Zelfs in mijn Rechtspraktijk wees ik dat altijd af, maar adviseerde altijd dit alleen: dat is recht, en dat is het rechtsmiddel. Wy verheugen ons recht in uw aller welzijn en ook in de beterschap van Capadose. By ons is 't nog | |
[pagina 242]
| |
sukkelen. - Hy in wien wy gelooven, wien uw Hymne de lof toebrengt, en wien onze harten eeren, onze rots, sterkte, en verwachting, ja Hy die koomt en wiens dag naby is, zij met U en de uwe in Genade, liefde, vertroosting, en kracht! De Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 27 Maart 1826. | |
95.Waardste Vriend!
Gy ziet hoe slecht mijne hand wordt, aan dit mijn schrift, dat sedert geruimen tijd al slechter en slechter wierd, doch nu voor my-zelven choquant is en in deze kwaliteit in progressu geometrico toeneemt. Ik heb echter gisteren, mijne beloosde Grammatica onzer taal mogen ten eind brengen, in dank van daartoe nog gespaard te zijn. Tot de uitgave is echter nog geen uitzicht: want geheel en al voor de vuist geschreven, is de stijl niet alleenlijk vrij achteloos; maar ook, niettegenstaande de zeer Methodique orde, worden daaromtrent ook nog al eenige veranderingen ten aanzien van de details vereischt, en niet overal is het vrij van eenige redites, en ook niet zoo egaal in klaarheid van uitdrukking als ik 't wenschte te zijn; maar de oude man met nu en dan gebrek in 't geheugen en belemmering | |
[pagina 243]
| |
in zich te uiten, is kenbaar. En hoe zal ik dit wegnemen? - Kan men 't ultra posse niet vergen, zoo iets echter maakt een stuk van dien aart minder nuttig: want de regel van vroeger tijd, om moeite en aandacht tot eenig onderricht te willen nemen of aanwenden om wel te begrijpen, behoort, als gy weet, tot de antiquata. Ik gis, dat het geheele werk omtrent de twintig bladen druks (immers zeer weinig meer) bevatten zal, en dus een bekwaam handboek voor ieder kan zijn, schoon alles ex ipsis principiis psychologicis opgehaald. Nu vaarwel, lieve Vriend; groet met alle tederheid de uwen, de onzen. Gy weet dat ik met de oprechtste gevoelens van hartelijkheid teekenen mag en teeken de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, den 7 April 1826. | |
96.Waardste Vriend!
Heb dank voor uw lieve aanspraak en hartlijke deelneming, en mogen uwe wenschen verhoord worden! Ook de onzen gaan de uwen te gemoet; vereenigden zy zich als een lieflijk reukwerk voor den Heere Zebaoth! Maar helaas! Daar zijn oogenblikken van duisternis, en omneveling, en het hart ademt niet met de kracht des gebeds. Ook is dit de vrucht van verstrooiing, die by onvermogen van aandachtvestiging | |
[pagina 244]
| |
als een rook in den stormwind verdeeld en ter neêr geslagen wordt. Maar bidden wy des te sterker, te ijveriger! Daar is geen wanhopen voor die zijnen Zaligmaker eens leerde kennen. - Maar hoe koom ik hierin en by wat gelegenheid? Mijn geest is verward en afgemat. - Deze nacht bracht ons nieuwe angst door vernieuwde koorts met pijn in de keel by Lodewijk. God echter voorzag er in, en heden is hy veel beter. - Dit kon ook niet dan nadeeligen invloed op onze patiente hebben in de eerste beginselen van beterschap. My sloeg het gants neder, en ik weet nog niet wat ik doe, zeg, of schrijf. - Heden echter is het met mijne Egâ vrij redelijk, maar thands, als natuurlijk is, begint zy zich zwak te gevoelen: en onze hoop bevestigt zich, dank zij den Goddelijken Arts! ieder dag. Ontfang onzen liefdegroet met alle vrienden en zijt gezegend uit de bron der Genade en barmhartigheid, op wie onze oogen zich vestigen! Veel kusjens aan den kleinen Willem van ons allen. Ik teeken als steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 13 May 1826. | |
[pagina 245]
| |
en ik zijn eenigzins beter en daar schijnt een progressie (schoon lento gradu) in beider vordering. Ook is de zwelling in mijn mond niet zoo hevig en pijnlijk meer, maar sterke teekens van verregaande scorbût toonen zich daaglijks meer. - Waarvan? - Ook de melk is animale substantie, en ik heb veel waargenomen dat by een langdurend volkomen melkdiëet deze symptomata zich opdeden. - Versche kruiden zijn made een noodzakelijk voedsel; en zoo ook 't animale. Reductie tot een byzonder soort van alimenta is altijd verkrachting van 't menschlijk gestel. - Maar het is even zoo ten aanzien van de sex res non naturales (als de Medici 't noemen) alle. - Verkeerde begrippen hebben my in mijn kindsheid en verder by voortduur, het lichaam bedorven, en de gevolgen moesten wel van tijd tot tijd uitbarsten, en 't eindlijk verwoesten. .......Zegen zij steeds over U en de uwen, zegen van, in, en uit Hem, του σώσαντος ἡμᾶς ἡαὶ ϰαλέσμντος ϰλήσει ἁγία! Groet onze vrienden van ons. Ik teeken, als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 1 Juny 1826. | |
[pagina 246]
| |
accableert (ik weet er geen Neêrduitsch woord voor) was het my ondoenlijk. Gisteren besloot ik er toe, maar werd door een onverwacht bezoek van onzen geliefden D. van Hogendorp overvallen, die een paar dagen ons met zijn hartelijk onderhoud koomt opbeuren. - De correctie der proeven van mijne Grammatica waarvan thands ⅓ afgedrukt is, houdt my 't meest van den dag bezig. Mijne Egâ blijft zwak en innig ongesteld; ook zijn de nu afgeloopen drie maanden voor haar inzonderheid allerjammerlijkst geweest. Wy hijgen onuitspreeklijk naar rust, en helaas! alles wordt steeds onrustiger en waarlijk het leven wordt louter plaag. Ach, hoe anders was het in mijne kindsheid toen ieder vredig en blij onder zijn wijngaard en olijfboom aan zijn huislijken disch zat, in het genot der behoefte en de vrede des gemoeds van een Christen! Quantâ spe decidimus! Wy hopen dat de rheumatique pijnen uwer Egade (gevolgen van 't ongemeen heete weêr) zich gebeterd hebben. Somtijds, ja niet zelden, brengt de aanhoudendheid dezer oorzaak de genezing meê, en ik heb niet zelden zeer zien dwalen in de behandeling van diergelijke ongesteldheden. In alle ongesteldheden, en inzonderheid mede in deze, is 't de individualiteit van gestel, die veel afdoet. Doch in 't algemeen behandelt men zeer kwalijk een ziekte als of zy een wezen op zich-zelf ware, en niet eene bloote affectio aegroti, welke derhalve geheel gedetermineerd wordt door het individueele van den zieke. Hiervan zoo vele misslagen. En hoe kan 't anders? De geneeskunst vor- | |
[pagina 247]
| |
dert inderdaad meer dan 't menschlijk inzicht. De Eenige en ware Geneesmeester beide van ziel en lichaam zij met U en de uwen, en ons-allen! Het afnemen van den kleine by de warmte is geen kwaad, naar ik 't inzie, indien hy slechts niet overmatig dorstig is, en zijn drank niet te waterig. Zie, daar overvalt my weder een proef. - Ik maak haast met dit werk, want zoo ooit, is het thands met een donderstem dat de Prediker my toeroept: wat uw hand vindt te doen, doe het haastelijk: want &c. En ik wilde gaarne dit stuk voleindigd onder mijn oog, zoo dit Gode behaagt. Nu vaarwel, lieve Vriend, en wees den zegen des Heeren bevolen, wiens Geest over U en uw huis zij en blijve! Ik teeken als steeds de Uwe, Raptim, BILDERDIJK. Leyden, 29 July 1826. | |
99.Waardste Vriend!
Mijn vorige heeft de uwe van den 28n 11. gekruisd, en zal uwe vriendelijke bezorgdheid over ons te gemoet gekomen zijn. De aanhoudende hitte blijft ons recht vijandelijk aandoen. Dat het reizen in de laatste helft der afgeloopen maand U aangedaan heeft, verwondert my niet, en wy verheugen ons hartelijk dat die ongesteltenis voorby is gegaan. Over het traag | |
[pagina 248]
| |
voortkomen van de tandtjens by 't lieve kind zijn wy ook niet zonder eenige bekommernis, schoon men veel ziet, dat dit later steeds gemakkelijk uitgewerkt wordt, indien slechts de kieuwen door het eten niet te veel verharden. Maakt gy ook gebruik van het strijken met mucilago seminis Cydoniorum? Dit is tevens verzachtend en verkoelend en verdient aanprijzing. Eenige vermagering van een kind by de warmte heeft niets nadeeligs in. Ik heb twee lieden van Rostok een oogenblik by my gehad, die naar Parijs zeiden te gaan. Zy meldden my niets van hun qualiteiten of betrekkingen, en ik vond ze zeer koel. Alleen spraken zy, doch flaauwtjens, van een beter geest in Duitschland opkomende. Ik wist niet recht wat van hun te maken, noch ook Hogendorp die juist te gelijk met hun ingekomen was. Of het die lieden zijn waarvan gy my schrijft, weet ik niet, maar zy hadden my 't air van (als meer gebeurt) my slechts eens te komen bekijken als een soort van Ourang-outan. Ik kon in geen van beide een Professor Juris Romani vermoeden, en uw schrijven kwam eerst den dag daarna. - Voor 't overige, lieve Vriend, ben ik overtuigd, dat er meer werkingen van den Geest ondervonden worden, en ik dank er den gezegenden Heiland voor, die Zijn Kerk niet verlaat; maar met droefheid zie ik, dat dit by de welmeenenden met uitzichten op een uiterlijken zegepraal der ware Kerk over hare vyanden en onderdrukkers verbonden gaat. Zulk een hoop te leur gesteld wordende, mismoedigt; en ik geloof, dat wy | |
[pagina 249]
| |
nog verr' van dit tijdstip zijn, ja integendeel grooter verdrukking en vervolging op handen is, waardoor de geloovigen beproefd en gelouterd moeten worden. Dit leeren my de teekenen der tijden, en ware een zulke opwekking niet kennelijk, de verwachte vervolging kon niet volgen. Verblijden wy ons derhalve in deze opwekking, maar wenden wy de aandacht op 't geen voor de deur staat, by die eenvoudigen, die niet verder zien, opdat zy zich wapenen naar de les des Apostels; niet slechts tegen de geestelijke maar ook de wareldlijke gezagvoeringen, die van den Heiland afgevallen, Hem niet aflaten zullen tegen te streven, tot Zijn Rijk met verschrikking koomt, waar wy op uitzien moeten in dit laatste der dagen. De zwaarste aller beproevingen en vervolgingen acht ik zeer naby. God make de Zijnen bestendig en hoede ze voor bezwijken! Zeker, dat Jus Naturoe et Gentium zoo 't geleerd wordt, is dwaasheid, en zoo is al wat op eigen verstand steunt, en waarin God miskend en uitgesloten wordt. Zelfs schijnt er een vloek aan het woord Natuur in alle wetenschappen te hangen, waarvan zy het Object is, en tot Ongodistery te leiden, gelijk in vroeger tijden tot Geestendienst. Doch laat ik in dit thema niet treden! A propòs! Kunt gy my ook opgeven wat het Rabbijnsche tractaat Pesachim wegens Rome bevat? - Dit zou my groot genoegen doen, en wellicht van nut kunnen zijn. Wy vorderen met den druk der Grammatica, en | |
[pagina 250]
| |
reeds zijn er tien bladen afgedrukt, 't geen ik reken vrij meer dan een derde te zijn. Ik durf echter my niet voorstellen dat ik 't eind daarvan zie. Onze beste Hogendorp heeft hier drie dagen doorgebracht, en 't meeste van dien tijd by ons. Wat is hy altijd hartelijk! en hoe zuiver van begrippen! God sterke hem en geleide hem verder! Mijn hoofd wordt steeds zwakker, en ook alle mijne zintuigen verstompen, als ware 't, van dag tot dag. De warmte houdt ook mijne Wederhelft onder, en by Lodewijk werkt zy hoofdpijnen. Alles physique effecten op de lichamen, maar by my ligt eene byzondere gevoeligheid van het hersengestel ten grond, dat in mijne kindsheid reeds by my waar te nemen was. Wonderbaarlijk en geheel unicq was de weg der Voorzienigheid altijd en in alle epoques des levens met my, maar Hy heeft my wel gedaan, Hem zij lof en dank die my dus leidde! Mijne groote en aanhoudende kwelling is het onvermogen om mijn aandacht een oogenblik te bepalen. Als de afloop van een wekker is er een eindeloos geruisch in mijn hoofd en voortrenning van voorwerpen der verbeelding, die zich nooit matigt maar tot volstrekte verwildering nacht en dag, slapende en wakende, doorzet. Dit maakt my tot alles onbekwaam. Gelijk een molen die door den vang breekt, in brand raakt, zoo moet dit ook noodwendig eene inflammatie of eene rupture in de hersenen verwekken, en dat dus mijn einde nadert, is tastbaar. Het kan een korte poos duren, tot er ergens een ver- | |
[pagina 251]
| |
stopping in een der bloedvaatjens ontstaat, en dit zal mijn aardsche lot (zoo geen van uitwendig ontfangen letsel my treft) voleindigen; doch ook dit is in Gods hand, en al mijn leven heb ik een indruk gehad van een geweldige dood die my verwachtte. - Licht vraagt gy, hoe ik thands juist op dit thema gevallen ben? - Niet met voordacht of opzet, maar eenvoudig door den natuurlijken loop der gedachte, geleid door het innig gevoel van eene physique oplossing des werktuigs van 't lichaam. En dit gevoel is vertroostend. Job XIX. Nu vaarwel, lieve Vriend, met al wat U, wat ons lief en dierbaar is, in de liesde Gods, de genade des Heeren onzes Verlossers en de gemeenschap des Heiligen Geests. Wy groeten U allen, en ik teeken, als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 2 Augs 1826. | |
100.Waardste Vriend!
Het is zoo, rheumatique stof als men 't noemt, is vasthoudend, of liever de rheumatique dispositie laat altijd een overblijfsel na, dat men zwakte of anders noemt, maar een blijvende hoedanigheid in het lichaam is, en een vatbaarheid voor het geen te voren geen indruk maakte. Het is er meê als met alles, het voorledene gaat nooit voorby of het nooit geweest | |
[pagina 252]
| |
ware, en dit merkte ik dezen namiddag nog op in onze Nederduitsche Conjugatie die dit heerlijk te kennen geeft, terwijl ik een drukproef daarvan nazag. In eene successie is geen te rug keeren. Doch is ieder lid in die successie bepaald gelijk zy is door de weldadige Voorzienigheid, hoe kwalijk wenscht hy dan iets te rug of niet gebeurd, die weet dat hem alles tot eindelijke zaligheid dienen moet! Ja, zeggen wy altijd met voller harte: Uwen wille, ô Vader, geschiede, en danken wy in alles. Heb dank voor uwe moeite omtrent de Pesachim genomen. Nader aanwijzing kan ik niet geven: want het is op een bloote aanhaling dat mijne vraag steunt; en veellicht is deze niet uit de bron-zelve geschept. Zoo wordt men meer bedrogen. Indien 't bedoelde van Bartenora of Maimonides is, is het my onverschillig. Het blijve derhalve hierby! Wy zwakken en sukkelen hier al steeds voort, doch groeten U en al de uwen van harte, in den name des Heeren, die onze rots is. Vaarwel! Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 9 Augs 1826. | |
[pagina 253]
| |
Verjaardag, en dank U voor dien troostvollen en lieven brief. Ruste de volste zegen des heils in alle betrekkingen en opzichten steeds op U en de uwen, en voleindige de Algoede mijn vergevorderden levensloop naar Zijn genadig welbehagen en in den vrede des gemoeds door onzen Eenigen Zaligmaker! - Noch verlenging van dagen noch verhaasting des naderenden oogenbliks van slooping wensch of bid ik. En lijde ik, het is met blijmoedigheid der onderwerping. Wien hebben we op aarde of in den Hemel nevens God, onzen Heiland: en wie moet meer dan ik van de voorzienige zorge en byzonderste Voorbestemming over alles overtuigd zijn. Ach! wat ware my 't Euangelie zonder dit? - Bidden wy, lieve Vriend, bidden wy onophoudelijk; in 't gebed is rust en verkwikking; mocht slechts de Geest Godszelf in ons bidden, en zij ons bidden een danken, ons danken, gebed! Hebt allen dank, dat gy ook in 't gebed aan my en de mijnen gedenkt; en vergeet dit niet! - De Genade zij met U en ons allen! - Ik teeken als steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 7 Septr 1826. | |
[pagina 254]
| |
den Capadose hoe al de vereenigde overstelping van de aandoeningen dezer slagenGa naar voetnoot(1), aan uw hart en 't zijne zich noodwendig gevoelen doen; doch vertrouwen dat de vertroosting des Geestes in 't toevoorzicht op de onwraakbare beschikking des Allerhoogsten met U en hem is. Zoo zij het, en ons hart wenscht en bidt ze aan beide in de uitgebreidste maat en werking toe; en desgelijks aan alle uwe waarde betrekkingen. Hy die machtig is, sterke ons-allen in deze dagen van rampen en algemeene bezockingen en beware ons naar Zijne oneindige Goedheid en Wijsheid! - Zalig die in den Heere lijdt en in Zijne hoop en verwachting sterft! maar wanhopen wy aan niemand! Gelijk wy de eerste bewegingen van ons hart niet kennen of in ons-zelven niet gewaar worden; zoo is 't ongetwijfeld ook met velen ten aanzien van de werking der Genade, en het imperceptibel oogenblik is beslissend. De moordenaar aan het kruis is een voorbeeld. Treden wy niet in Gods geheimenissen, noch bepalen wy het getal der velen wien Jezus tot zaligheid is geworden! Hoe bevoorrecht echter in zwakheid en ouderdom, wanneer men in de blijde verzekering des Geloofs zijn einde mag zien naderen! En dus beschouwe ik thands den staat der waarde Mevrouw Belmonte. ô Groet haar, met uitdrukking der blijdschap van mijn hart over haar. Doch acht niemand dien gy lief hebt | |
[pagina 255]
| |
hopeloos. - Daar is ook een verband van het bloed in 't geestelijke 't geen wy niet verstaan, niet mogen verstaan hier op aarde, maar het zal zich eenmaal opklaren. Eerbiedigen wy Gods weg en wil, en dringen wy niet dieper, maar hopen wy ook waar geen hoop scheen, in alle duisterheid! Maar ik schijn hier veellicht wartaal te schrijven, en zeker laat zich dit gevoel niet uitdrukken. 't Geen ik hier schrijf is vatbaar voor misverstand en verkeerde opvattingen; maar gy die mijn gevoelens kent, zult het niet misgrijpen. Ook de snelste overgang tusschen leven en dood is niet te snel voor de kracht Gods. Hartlijk wenschen wy naar betere tijdingen zoo wegens Capadoses gezondheid als die van Mevrouwen uwe Moeder en Schoonmoeder. De Heere redde, behoude, en behoede! Groet alle uwe betrekkingen en vrienden van ons. Wy van onze zijde zijn voortdurend sukkelend, maar vinden troost, en mogen dankbaar zijn. - Groet ook den uitnemenden ChavannesGa naar voetnoot(1) indien gy hem ziet, van ons. Mijne Egade lijdt heden weêr verschriklijk van hoofdpijn. Ik besluit in den slotwensch van Paulus, 2 Kor. en blijs als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 3n Octob. 1826. | |
[pagina 256]
| |
103.Waardste Vriend!
Troostrijk en hartverkwikkend was ons heden uw lieve brief van gisteren. Ik weet dat uw hart tot ons vliegt, doch op afstand geplaatst en door plicht verbonden, gevoel ik dat onze zielen naby elkander zijn; en schenden wy niet den eenen plicht op ons liggende, om den anderen! In Christus zijn wy vereenigd; murmureeren wy niet, maar berusten wy in voor elkander te bidden en 't hart door de pen meê te deelen. - Heb dank voor uw liefde en godvruchtige toespraak die opbeurende is voor de lieve kranke als voor my, en hou daar mede aan. Wat kan ons dierbaarder zijn? Wat den toestand mijner Egade betreft, daar is heden verbetering in; schoon nog niet als wy 't wenschten, maar hoopkwekend ook op 't gevoel der zieke. De hitte van 't bloed is gematigder..........Van de zwakte die de ziekte en aangewende middelen meêbrengen, behoeft geene melding, deze moet er noodwendig by zijn. Wees zoo goed dit bericht tevens aan onzen vriend Capadose mede te deelen, en hem uit ons beider naam ook te danken voor zijne aanbeveling van Dr. van Hoorn, wiens behandeling, oplettendheid, en wijze van inzien der ziekte ons ongemeen veel genoegen geeft. Wees verder met alle de uwe (die ook de onzen zijn in de beste der betrekkingen) op 't innigst | |
[pagina 257]
| |
gegroet, en houd aan voor ons te bidden, gelijk ik weet dat gij doet en doen zult. Ἀδελφοὶ, πϱοσεύχεσϑε πεϱὶ ἡμῶν. Ach wy hebben 't geen Paulus aan de ThessalonikersGa naar voetnoot(1) schreef, zoo noodig, wy die geen Paulussen zijn, noch Christenen als hy die vormen mocht; want het waarachtig gebed is van Hem en Hy stort het in, die 't verhooren wil, kan, en zal, en ten onzen heil vervullen naar den wil die beter dan de onze is, aan wien wy 't geen wy bidden in ootmoed onderwerpen. Vaartwel, lieve Vrienden en Vriendinnen, en zij de Genade over U steeds vermenigvuldigd. In deze zielzucht teeken ik als steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 14 Oct. 1826. | |
104.Waardste Vriend!
Gisteren schreef ik aan onzen braven Capadose en heden aan U, dit alterneerende om dat ik verwacht dat gy mijne brieven aan elkander over en weder mededeelt; en zoo slaan mijne andwoorden gedeeltelijk op 't geen my door den ander geschreven is. Dit zult gy U wel laten welgevallen, onderstel ik. Troostelijk en broederlijk is zijn brief heden in mijn handen, maar ik moet voor hem de berichten meer medicinaal | |
[pagina 258]
| |
voorstellen, en voor U zou dit vreemd kunnen voorkomen. De nacht was heden met meer rust doorgebracht, en tot den middag kwam alles verblijdend voor, ook verheugde zich Dr. van Hoorn daarin. - Allengs echter vermeerderden er benaauwdheden, en de Lijderesse werd meer mismoedig. - Zielsbenaauwdheden verzwelgen van tijd tot tijd de aanvanklijk verheugende verzachting der ziekte; en hoe na dit aan malkander hangt en op elkander moet invloeien, behoef ik niet uit te drukken. Zie daar den toestand! Mijn troost ontbreekt haar niet, als gy denken kunt, en wordt met blijdschap en niet zonder werking door Gods genade, aangenomen; en ik durf verzekeren, dat het hart van de waarachtige kennis en liefde des zaligmakenden geloofs doordrongen is, en in den eenigen Verlosser en Zijn Zoenbloed ons uit bloote genade toegerekend, het volle betrouwen des Christens stelt; maar aanvallen die ik U niet behoef te beschrijven, en (hoe onderscheiden Gods weg met den mensch is,) tot den staat des eenmaal gevallen en weder opgericht Adamskinds schijnen te behooren, en tot meerder indruk van onze onbekwaamheid om één oogenblik op ons-zelven te staan en in een koud besef des ontsangen voorrechts als te berusten, verstrekken moeten, ten einde 't bid ijverig van den Apostel op nieuw aan te dringen - zulke aanvallen (zeg ik) zijn vreeslijk, en doen het zich als overweldigd gevoelende hart sidderen. - Ach, lieve Vrienden, bidt met ons! Ik weet dat gy 't wilt. - Ja de Heer zal uitkomst geven, en (als onze Vriend my schrijst) | |
[pagina 259]
| |
wie dan Jehovah is onze God! Ja wy betrouwen op Hem en ook in een dal der schaduwe des doods, en worstelen tegen den booze die om ons spookt, maar wat vermag hy? - Neen de zieke wanhoopt niet, maar ach! zy lijdt en strijdt zwaar. - En zou ik niet met en voor haar lijden? Vaartwel, lieve, dierbare Vrienden; zegen des Allerhoogsten in Jezus Christus, den eenigen Redder en Behouder, zij overvloedig voor U en alle de uwen! Iterum valete! - Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, den 16en Octr 1826. | |
105.Waardste Vriend!
.........Onze dierbare kranke heeft de asgeloopen nacht niet zonder vernieuwing van benaauwdheid maar (dank zij den genadigen Heiland) toch kalmer en toen met opgevolgde sluimerslaap doorgebracht. Voor 't overige is het heden in dezelfde gesteltenis der ziekte, wier niet verergeren eenige beterschap en verkwikking in hoop is. Bevestige en vervulle de Almachtige Geneesmeester die schemerschittering in mijne ziel, met heuchlijke uitkomst ter Zijner eer en volkomensten dank aan Hem! Terwijl ik dit schreef werd ik by haar geroenen, daar zy wat wilde opzitten, en hierop borst zy los, in allerroerendste gebeden, gebeden van geloof en | |
[pagina 260]
| |
verzuchting ter bevestiging van de ontfangen hoop eener getroffen en in de Genade werkzame ziel die de ontbinding niet vreest, maar des Goddelijken Heilands voeten omhelst en bedaauwt; en in uitzicht op de zalige ontslaping. Stel U mijnen toestand hierby voor! - Ja, de hoop blijft in mijn hart op een uitkomst naar onzen menschelijken wensch, maar hoe kan ik haar dit uitzicht opdringen? lk moet hier wel sluiten, want ik weet niet meer wat ik schrijve; zij onze ziel onderworpen, gelaten en verwachtende! God is getrouw, en wy, stof en schaduw, wat mogen wy ons veroorloven? Den Heere te zwijgen, de uitkomst met vreezen en zuchten te verbeiden is al wat wy mogen. Hy zij met ons-allen, en Zijn Geest omzweve U-allen die ons lief hebt, en ook ons ter genade en zaligheid! Amen. Onzer aller deelneming in de droefheid van C. behoef ik niet te melden. Alles smelt te samen in mijn hart tot een innig gevoel! Vaartwel in den naam des Heeren! Ik ben steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 21, Oct. 1826. | |
[pagina 261]
| |
fangen en die tevens de innige tederheid ook van uwe lieve Egade uitdrukt, onze harten zoo gevoelig. Ik heb haar uw schrijven aan de bedsponde met volheid van aandoening voorgelezen, daar hare nu zoo toegenomen zwakte haar 't lezen ondoenlijk maakt. Ja gy hebt haar getroost, en de kracht Gods heeft zich aan haar harte in genadeverzekering betuigt, lof en prijs zij den Hoorder der gebeden; ja zy omhelst haren Verlosser met vertrouwen, zy is gemoedigd, haar ziel heeft rust, en haar gebed is vol verkwikking, en wy verheugen ons te samen in den Heere. Meer moest ik U zeggen, meer hare erkentenis en de mijne bloot leggen; maar behalven dat gy die gevoelen, ik ze niet uitdrukken kan, ben ik boven alle verbeelding dezen voor- en namiddag vermoeid geworden door een gesprek van eenige uren dat my overvallen heeft, en mijn hoofd draait, en ik gevoel my uitgeput. Ik zal hier dus alleen nog het bericht van den stand der ziekte byvoegen. De nacht was wederom slapeloos maar kalm, eenige sluimering in den voormiddag gaf echter verkwikking; alles toont dat we op den weg van beterschap zijn, maar die naar den aart der ziekte en de afmattingen van zoo vele dagen (zegge ik, weken) niet dan trage vordering toelaat. We erkennen echter ook hierin de weldadigheid des goedertieren Vaders in Christus Jezus, die met ons is, en op Wien ons oog gevestigd is, zalig in verwachting van de aardsche en geestelijke voortgang ten leven in Hem die ons alles is. Dit geve Hy, dit zult gy met de uwen, met alle onze broe- | |
[pagina 262]
| |
derlijke en zusterlijke vrienden ons helpen bidden, in bidden en danken. Doet zoo, geliefden in 't heiligste verband van gemeenschap, en gelooft my
den Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 2 Nov. 1826. | |
107.Waardste Vriend!
.......Ik heb gisteren avond laat eenige Exemplaren van de Grammatica ontfangen, en zend ze U en onzen waarden Capadose niet, omdat ik verneem dat gy beide ze reeds hebt. Zoo U echter eenige van die aangenaam zijn kunnen, meldt het my, ze zijn ter uwer beschikking. Wat het Werk betreft. Het verheugt my dat het U redelijk wel voorkoomt, en gy de geestelijke strekking die het hebben moest als uit mijn hart gestroomd daarin heb kunnen opmerken; mocht die een gezegende en algemeene, schoon langzame werking doen. God in de taal te miskennen is, naar mijn inzien, één van de meest Duivelsche aanleidingen tot Ongodistery, die de wareld verleid heeft ten afval. Nu wilde lmmerzeel dat ik een nieuwe Logica schreef. Waarlijk een goed idée! maar mijn verzwakt en uitgeput hoosd laat het niet toe. - En ook, daarvan geloof ik dat de zaden in mijne Schriften verspreid genoeg liggen voor opmerkzame Lezers, zoo de Geest Gods het zegenen wil. | |
[pagina 263]
| |
Heb dank voor uwe altijd verkwikkende letteren, die ons elken dag nieuwe troost geven, gelijk ook die van onzen vriend C. doen, doch wiens zwakte toch vooral zich niet te veel vergen moet. Wy weten dat ook hy voor ons bidt; laat hy zich niet vermoeien met schriftelijke blijken, wy kennen zijn hart voor ons, als 't uwe. Vaarwel, en zij de Genade steeds overvloediger over U uitgestort. - Ik teeken als altijd en onveranderlijk
de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 5 Novr. 1826. | |
108.Waardste Vriend!
Hartelijk verheugen wy ons in de beterschap van uw lieven kleine, wiens hoest ons, geen gelegenheid hebbende om er de symptomata van waar te nemen, inderdaad niet weinig bekommerde. Wy danken met U den Grooten en Aanbiddelijken Kindervriend, die hem U bewaard heeft voor 't geen wy niet nalaten konden eenigzins te beduchten, en verder in Zijne hoede neme! Van hier kan ik U geene andere berichten meêdeelen, dan die van gisteren en eergisteren. Kwijning, naargeestigheid, en wat daar aan verbonden is, zijn natuurlijke gevolgen van het niet ontwaar worden eener reeds begonnen vordering van herstel, waar de geest werkzamer dan het lichaamsgestel is. Ik heb | |
[pagina 264]
| |
hetzelfde meer in soortgelijke gevallen bygewoond, maar het treft my thands meer en van naderby en heeft ook op mijn gestel invloed. De ingewanden kunnen by een verzwakking zulk eener ziekte de voedsels die zy vorderen nog niet verwerken, en eerst langzaam gewennen zy aan hare natuurlijke functien weder. Een gevoelig gestel en denkend hoofd vertraagt dit ook, want het werktuig des denkens verslindt meer voedingssappen dan eenig ander. 't Animale is, by ons menschen, dienstbaar aan 't geestelijk behoef, anders dan by de dieren, die daarom ook zoo klein eene massa van hersens behoeven. Gaan wy dan achteruit? zult gy vragen. Vooral niet! - Vooruit? Ja, maar langzaam, en te traag naar 't natuurlijk ongeduld van den werkzamen geest, die door de werktuigen welke hy bezielt zich te loor gesteld voelt. Meer komt hier uiterlijk samen, dat nadeeligen invloed heeft. Het weêr, de vochtigheid van dit huis, varia quodad fexum, aetatis stationem &c. Dat dit op my ook nadeelige invloeden heeft in mijn tegenwoordig verval, kunt gy U lichtelijk voorstellen; en ik stelde my dit wel dadelijk voor. Quin et ab initio hujus morbi, non uxoris fed meum portendi latum percipere mihi videbar. Sit ita! nec illubenter id ominis (si ita dicere fas est) accepi. Ἀπολύεις τὸν δοῦλόν σου, Δέσποτα, ἐν ∊ἰϱήνῃ! - Wat ben ik in dit mijn verval meer dan een inutile terrae pondus? - Sed haec Divinae providentiae sunto! Wees hartelijk met de uwen en onze vrienden van ons gegroet. Bidden wy voor elkanderen en zij het | |
[pagina 265]
| |
γενηϑήτω τὸ ϑέλημά σου de grond onzer ziele! De genade onzes Heeren en Zaligmakers, de liefde Gods, en de gemeenschap des Heiligen Geests, zij met U-allen! Amen. - Ik teeken als steeds
de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 27 Nov. 1826. | |
109.Waardste Vriend!
Uw oordeel over mijne Navonkeling doet my veel genoegen ten aanzien van de geestelijke strekking der verzen (want wat is al 't overige dan voor zoo verre 't een vehikel mag zijn van het wezendlijker?) en ik wensch van harte, dat zy nut mogen doen. Doch wat zijn onze pogingen; wat is 't, eenig zaad te strooien; God is 't die er wasdom aan geven kan; mocht Hy het doen vallen in aarde waar 't wortelen mag! In allen gevalle Hem zij eere, en Hem alleen! Groet alle uwe en onze betrekkingen met de warmte die uw hart voor ons gevoelt, en zij de Genade overvloedig over U-allen ten dank en lofzang! Amen. - Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 3 Xber 1826. | |
[pagina 266]
| |
110.Waardste Vriend!
Nagenoeg als gisteren (doch iets beter,) is het met onze dierbare patiente, over wie gy heden ochtend mijn bericht van Capadose gezien zult hebben, en 't geen my dus van meer gedetailleerd schrijven verschoonen zal. - Met innige deelneming ontwaren wy uit de uwe den naar 't lichaam (als ik my wel voorstelde) verergerenden toestand der hartelijk van ons geliefde Mevrouw Belmonte, maar (dank zij den Genadigen Trooster!) met zulk eene opwekking, geloovig vertrouwen en verlangende hoop, en vurige zucht naar de kroon des levens, waar geheel het oog harer ziel op gevestigd is, en die haar is opgehangen. Ach! hoe gelukkig, hoe bevoorrecht, moet zy zich thands gevoelen, dat haar de hoop Israëls zich kenbaar gemaakt en haar hart gewonnen heeft! Welke oogenblikken zijn de tegenwoordige voor haar, en wat zoude 't zijn, konden wy die, één ondeelbaar punt des tijds slechts met haar deelen! Hoe gezegend is 't, aan zulk een ziek-bed in zulke oogenblikken te mogen tegenwoordig zijn, en zoodanige zielzuchten by te wonen! - Wellicht stel ik my den toestand der krankte verkeerd of te zwaar voor, en is de hoop op herstel nog aanwakkerend; maar hoe 't zij, 't zij wy leven of sterven, wy zijn des Heeren, en dit past mijn gemoed met de volste overtuiging op de lieve (licht in dit oogenblik zieltogende) lijderesse volkomen | |
[pagina 267]
| |
toe! De Genade des Heeren is met haar; en verblijden wy ons met haar, 't zij nog een wijl hier op aarde, 't zij in het Hemelsche Vaderland, onze bestemming in de vrije verkiezing van onwaardige zondaren, ter waarheid, geloof en bekeering geroepen! Heb dank ook voor uw lieven troostrijken brief van eergisteren, en zij in alles de troost des geloofs met U allen, inzonderheid met uwe lieve en aandoenlijke Wederhelft, en hare welmeenende Zuster. Zijn zy allen van ons diep medegevoel verzekerd, en van de wenschen onzer harten ten opzichte van den stand der zake. Omhels voorts uwen dierbaren kleine voor ons, en geloof my als steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 5 Xber 1826. | |
111.Waardste Vriend!
Wat zal ik op uw lieven brief heden by my ontfangen, terug schrijven? Hy is zoo vol hartlijke verheuging over de beterschap mijner dierbare Egade, dat het dubbel smartelijk is, die door een bericht dat daar iets van afslaat, te storen. Ach, lieve Vriend, gy stelt U den toestand der kranke altijd als verder gevorderd voor dan hy inderdaad is, en ook heden kan ik geenen voortgang van betering melden. Ik voor my heb over de zickte toen zy daar was en in kracht, nooit zoo zwaar gedacht als de Doctor, maar altijd | |
[pagina 268]
| |
de heilzame en geregelde werking der natuurlijke energie bespeurd; maar nu is het sukkelen en van ziekte zijn wy in symptomatische affectien vervallen die aan geen vasten loop verbonden, van onzekeren duur kunnen zijn en 't gestel pijnigen en afmatten. Is het heden slimmer, zal men van dag tot dag vragen mogen, en het andwoord zal zijn, neen dat juist niet, maar ongemakkelijker, en zoo kan het geheel den winter geest en lichaam afmatten en uitputten, tot het voorjaar nieuwe kracht instort. Zie daar mijn bezorgdheid, die my zoo beklemt, dat ik met my-zelven geen weg weet. En intusschen hoopen zich alle beslommeringen op en ik bezwijk er onder. Ik weet al wat gy my hierover te gemoet kunt voeren, maar mijne geestverzwakking neemt van dag tot dag dermate toe, dat ik my-zelven verlies. Ach! bid om berusting, stille onderwerping, en voistrekte zelfvernietiging voor my! Op gisteren heb ik my een aderlating doen doen, maar zy heeft my weinig uitgewerkt. Werkeloos zit ik daar, zonder gedachten, maar in een wakende droomopvolging van allerlei idéen, waarover ik geen meester ben, niets verstaande noch begrijpende. Verbo: insanio. Gaarne schreef onze lieve patiente een paar regels naar tot nwent, maar zy is nog niet in staat daartoe. Ook dit kwelt haar. - Zeg intusschen aan de hoogbejaarde kranke wat eene deelneming en hoogachtende liefde als die wy haar toedragen kan ingeven, en spreek tot haar uit ons hart. - Groet ook uwe lieve | |
[pagina 269]
| |
Egade en verdere betrekkingen en omhels den kleinen Willem Daniel voor ons. Op een herstel van de oude Vrouw uit haar tegenwoordige ziekte durven wy weinig hoop koesteren, maar in den Heer stervende, wat kan zy-zelve voor zich en wy-alleen voor haar beter wenschen of bidden? en welk een troost voor die haar liefhebben en wat vroeger of later volgen zullen! De dag der geboorte van onzen Prins van Oranje is hier vry stil omgegaan. God behoede hem, ja, wekke hem op, en leide hem op zijn tijd eene loopbaan in, die gezegend zij! - Maar helaas! welke uitzichten kunnen wy vormen in een stand van zaken als waartoe 't gekomen is, al ware hy een Josua? - Ik zie niets dan algemeene opschudding, verdelgende binnen- en buitenlandsche oorlogen door geheel de wareld te gemoet, en daarby immer vernieuwde slagen van de treffende roede des Almachtigen. - Dan zalig, die tot den einde volharden! - Volstrekte anarchie bereidt den weg voor den persoonlijken Antichrist die de wareld in boei zal slaan, en waarvan Napoleon slechts de voorlooper was. - Nog eens: zalig die tot den einde volhardt! Dit geve God aan ons en de onzen die het beleven zullen. - Voor my ik hope ter rust in te gaan eer die jammertijd aanbreekt. Nogmaals, bid voor ons, en geloof my steeds van harte den Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 7 Xber 1826. | |
[pagina 270]
| |
112.Waardste Vriend!
Op het oogenblik ontfang ik den uwen over Haarlem, met de aandoenlijke tijding van het zacht en gezegend ontslapen uwer dierbare en zoo rijk gezegende Vrouw Schoonmoeder. Ons gevoel daarby zal ik U niet afschetsen, gy weet hoe onze harten met de uwen stemmen. Zalig, ja, de dooden die in den Heere sterven, heeft de Geest gezegd, en onze zielen gevoelen 't. Smartelijk echter is de wond der afscheuring van wat ons in zulke naauwe betrekkingen verkleefd is, en het treuren daarby is behoefte des harten. Ik wete echter dat het by uwe lieve Egade en hare tedere zuster niet dan een berustend en troostvol treuren kan zijn daar het treuren zoo vol van opgewekte dankbaarheid voor eene zoodanige blijmoedige in vertrouwen- en bevindingvolle voleindiging der dierbare moeder is, die het leven by haren Verlosser geniet. Deze overtuiging vervulle de harten der weenende over het overblijssel van stof, eenmaal n geest en heerlijkheid te vernieuwen! Aanmerklijk is, inderdaad de dag des jaars van hare intrede in de gemeenschap des Heeren, en nu van die in de verheerlijking. - Ja, daar is in den loop der tijden iets dat voor ons verborgen is, en waarover het grabbelen in dit duister, in bygeloof ontaart, maar waarvan het geheim ons eenmaal opgehelderd zal worden in hooger kring. Hoe het zij, | |
[pagina 271]
| |
gezegender dag kan er niet zijn voor het afscheid der overledene. Loven wy den Heere en aanbidden wy! By ons is het heden wederom iets bemoedigender en troostrijker. Vaarwel en geloof my, onder toebidding van alle troost en heil uit den hoogen, den Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 8 Decr 1826. | |
113.Waardste Vriend!
Mijn brief van deelneming in uw verlies van de beminnelijke en nu in haren Heiland verheerlijkte Mevrouw Belmonte, dadelijk op de ontfangst uwer vriendschappelijke kennisgeving, zal U geworden zijn. De uwe my heden van uwe hand toegekomen, vol troost en opwekking trof my 't hart dubbelgevoelig in dezen samenloop van omstandigheden. Zoo moest ik dan zoo vele jongere, gezonde, sterke en krachtvolle vrienden, bekenden, enz. overleven! Ik, altijd kwijnende, telkens van ziekten die men deels onherstelbaar achtede, en die deels door hare hevigheid geene uitzichten tot herstel openden! Wat is menschelijke grond van waarschijnelijkheid, en hoe veel te min dan nog menschelijk uitzicht op aarde! - Neen! niets is er zeker dan de waarheid des Euangeliums door de Genade aan 't hart geheiligd, en niets dat ons treffen moest. Ja, zij ons lot in alles aan Hem bevolen die over de | |
[pagina 272]
| |
Zijnen waakt, den nimmer sluimerenden wachter Israëls, wien wy leven en sterven mogen! Gy zegt wel, lieve Vriend! Mogen wy by het kruis Christi bepaald worden, en alle stormen dezer wareld zullen ons over 't hoofd waaien, zonder te schokken! Bidden wy om die volkomen overgifte van onszelven in Zijne hand, waar uit niets ontweldigd zal worden! Hy zij onze troost in smartelijke verliezen! Hy, in benaauwdheden van lichaam en ziel! Onze dierbare kranke is heden in de zelfde omstandigheden als gisteren, immers niet erger: want eenig meerder gevoel van zwakte is daar voor niet te houden, maar in den weg der beterschap. Onze vurigste hartewenschen voor U en uwe betrekkingen gaan hier mede, schoon in geene woorden bevat, en zoo ook de byzondere groet aan uwe dierbare wederhelft en hartelijke liefdekus aan uw kleine. De zegen ruste steeds op U-allen. Vaarwel! Ik teeken, als steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 9 Dec. 1826. | |
[pagina 273]
| |
weinig verlichting. Ook deze mijne gesteldheid vloeit (gy kunt dit begrijpen) op onze dierbare kranke in; die bovendien in dezen gestadigen mist- en rookdamp, waar wy thands dag en nacht in leven moeten en dat niet dan ook gestadige blootstelling aan tochtstroomen van nat koude buitenlucht met zich sleept, aan hoofd, borst, en zenuwen noodwendig en onafhanklijk van de ziekte lijden moet. God kome ons genadig te hulpe! Bid dit voor ons, lieve Vriend, mijn hoofd is één draaiende wervelstroom onbekwaam tot eenige aandacht; en niemand kan zich een denkbeeld daarvan maken. Ik dank U voor uwen lieven troostbrief, maar helaas! alles draait en maalt en zwiert met my om. Ik heb veel doorgestaan in mijn leven, maar - ja mocht ik het lijden mijner Wederhelft slechts niet te dragen hebben, ik beklaagde my ook nog niet. Meer kan ik heden niet schrijven. Nogmaals bid om troost voor my, ik ben my bewust van verwildering. - Vaarwel, de Heer zij met U en de uwen, en ontferm zich over mijne lieve Egâ en kind! Ik teeken steeds de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 12 Xber 1826. | |
[pagina 274]
| |
dat niet missen kan uw gevoelig hart aan te doen te bedroeven, doch gy gevoelt dat, in eene overstelping waarin lichaam en geest bezwijken, ik zelf naauwlijks wete wat ik schrijve en door de vlagen van zielsmarte weggesleurd word. Ja, ik weet het, lieve vriend, God is getrouw; maar wat is weten, als 't hart het in de oogenblikken van benaauwing niet gevoelt? Neen, ik twijfel niet, maar ik lijde en dit lijden verslindt alle ander gevoel, alle ander denkbeeld, in zulke oogenblikken; en het solus, non abdicatus, als de Vulgata het uitdrukt, is een eigenaartige uitdrukking daarvoor. Heb dank voor uw hartlijke troost, zy is my dierbaar; en bid (als gy doet) voor ons. Ik gevoel innig wat de Godsman zegt: Ook heden is mijn klacht wederspannigheid; maar ja, de Almachtige zal ze my vergeven, en ik zal (deze stem verheft zich in mijn binnenste,) ik zal weder danken. Ja, ik laat niet af, te danken, ook in deze overstelpingen-zelve. Wat wierd er anders van my! Doch de hand des Heeren is zwaar over my. Op gisteren was het met onze kranke, als gy door den waardigen C. weten zult, nog al redelijk; heden is zy wederom meer lijdende, en ik bespeur duidlijk dat het van dag tot dag alterneert. Intusschen neemt de zwakte (als natuurlijk is) toe met vermagering enz. en daarby de werking van geest die het lichaam drukt en vermoeit, daar alles hier aan haar hangt en zy ook voor my denken en tot in 't minste beschikken moet, terwijl ik volstrekt wezenloos en buiten | |
[pagina 275]
| |
staat ben. Waarlijk ik leef my-zelven in den weg en voeg slechts toe tot verzwaring van haren toestand. Bedenk wat dit gevoel voor mijn hart zijn moet! Wy zijn recht gevoelig voor de deelneming van den goeden Heykes, zoo wel als van alle de uwen. Geniet met elkanderen de troost en versterking, waar, in de sombere gestemdheid (by 't verlies van zoo dierbaar eene betrekking noodwendig en natuurlijk), het hart naar dorst, en die U uit den hoogen zal toestroomen. Verblijdt U inzonderheid te samen in uw lief kind, dat wy in gedachten omhelzen, en smaakt de nabyheid Gods in Jezus Christus! Dit toch bevat alles. Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 14 Xber 1826. | |
116.Waardste Vriend!
Gelijk uwe brieven my steeds verkwikken en opbeuren, deed ook die ik heden morgen van U ontfing. Gy gevoelt het volkomen hoe 't met my gesteld is, en treft my het hart juist in de wond. Ja, wy moeten hopen, verwachten; en dit is nog iets meer dan berusten, of liever het is de grond der berustingzelve. En tevens is het die van 't gebed. Het, Heer! Uwen wille geschiede! is meer dan berusting, het is mede-willen en den wil onder dien des Aller- | |
[pagina 276]
| |
hoogsten niet slechts buigen, maar daarmeê vereenigen; en zalig dus, die het in volle kracht zeggen of denken kon! Maar ‘ja, de Heer zal uitkomst geven, ik zal Hem nog loven, en Hy is de menigvuldige (de gedurige) verlossing uit allen nood.’ Ik begrijp lichtelijk, lieve Vriend, hoe uwe beslommeringen U tot uwent verbinden, en een oogenblik onderhoud van tijd tot tijd met U in onze brieven is alles wat ik verlangen kan. Ontrust U ook niet te zeer over my. In den Geest zijn wy niet verwijderd, en Christus vereenigt ons. Het is met onze waarde kranke heden, na wat meer nachtrust, (schoon deze wat onrustig was) heden vooral niet slimmer. Neen, wy mogen niet klagen; maar van geest en lichaam uitgeput, ben ik my-zelf niet. - Wy groeten U allen innig en teder! Wees met de uwen (in alle de tederste en verdere betrekkingen van 't woord,) uit den Hoogen gezegend, en geloos my in den volsten zin en beteekenis, steeds den Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 16 Dec. 1826. | |
[pagina 277]
| |
iets beter en kalmer...........Wat my betreft, 't koomt my voor, dat gy mijn bericht daaromtrent te zwart in ziet. De dofheid waarover ik dezer dagen te klagen heb is 't gevolg van den voor eenige dagen gebruikten Opium. Voorheen nam ik van drie tot vijf grein en somwijlen meer, en in weinige uren (twee of drie) was 't effect bereikt, en het middel had uitgewerkt. Maar thands met de verminderde energie des lichaams duurt de werking van twee grein vier ja vijf dagen achter één, en hiervan eene accessoire en zieklijke dofheid, die (ja) my belet te denken en iets te doen, maar juist niet als een toeneming van verzwakking &c. &c. is aan te merken. Dat zy my verhindert in 't schrijven en dergelijke, is niet te min waar en verdrietelijk, maar het accidentecle moet niet met het symptomatische van mijnen toestand vermengd worden, als het schijnt dat mijn klachtige zwaarmoedigheid de zaak by U heeft doen voorkomen. Ook heden nog ben ik in dit geval, en moet dus wederom uirstellen wat meer dan onze eenvoudige bulletin (als men 't noemt) is, te melden. Wy kennen uwe hartlijkheid, lieve Vriend, maar daar is niets zoo dringend 't geen ons uwe overkomst in dit weêr en saizoen en met ontscheuring van U-zelven aan de beslommeringen die U bezet houden, zou kunnen of mogen doen vergen. Immers naar den geest zijn wy by elkander en - beschikkingen? Deze, si quid humani acciderit, zijn aan God verbleven, op Wiens wijze en weldadige Voorzienigheid ik altijd veiligst vertrouwd heb. Uw troost en hartelijkheid zal | |
[pagina 278]
| |
ook aan de mijnen niet ontbreken. Dit zegt my mijn hart. Wy verheugen ons in de goede berichten van tot uwent. Uw laatst vorig schrijven niet te min ontrust ons omtrent den staat uwer Vrouw Moeder. Mocht zich dat punt ten goede determineeren. Kent gy den gewezen Predikant van de Episcopale Kerk te Amsterdam, Tattam? - Van dezen ontsing ik gisteren een zeer vriendlijken bries uit Bedford, in de beste gevoelens geschreven. Ontfang met de uwen onzer aller hartlijken en heilwenschenden groet, en omhels uw lieven kleine voor ons. - Thands is de twaalfde week der ziekte van mijne Egade ingegaan: welk een tijd! Doch de Almachtige heeft ons ondersteund, en (neen) Hy zal ons niet begeven, hoe hard de beproeving ook valle! Geve Hy slechts een hart om te bidden. Bid ook hierom voor ons, en inzonderheid voor my in deze verstrooiing van door één vliegende gedachten zonder samenhang der ijlende hersenen! Ik teeken als steeds
de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 23 Dec. 1826. | |
[pagina 279]
| |
ven kleine, wien gy my de eer aangedaan hebt van ook naar my te noemen, en hoe zouden wy dien dag van zoo naby te gemoet kunnen zien, zonder tedere herinneringen die zich met de hartlijkste verknochtheid in één zielsgevoel samen smelten! Met vernieuwden en altijd toenemenden zegen moge hy U en uw lieve Wederhelft in en met dat dierbare pand opgegaan zijn, en als steeds vernieuwende Heil- en feestdag voor 't Ouderlijk hart, stroomen van Geestelijke en aardverhemelende blijdschap uitstorten, in den blijden groei en ontwikkeling van dezen uwen zoon, eersteling en hoop en steun van uw huis! Zijt, lieve Vrienden, in hem gezegend uit Sion en ziet uit hem wat de heerlijkste beloftenissen van den Psalmist in zich bevatten, en 't gevoel in geen woorden laat brengen! Gaarne wilden wy hem eene kleine gedachtenis aan ons op dien plechtigen dag aanbieden, maar wat kunnen wy in dezen toestand van krankte? - Mijne Egâ besloot hem, schoon nog niet vatbaar voor lezing, echter waarschijnlijk wel reeds beginnende prentjens te zien, een Exemplaartjen van hare Kindergedichtjens te zenden, en oordeelde dat dan ook mijne Spreuken daarby behoorden; en de lieve Lodewijk voegt er eenige zoetigheid of speculatie by. Neemt deze nietigheden ditmaal aan, als geringe blijken onzen genegen harten, en verschoont ze! Uw lieve en gevoelige brief van gisteren trof ons hartelijk en heb er dank voor! - Mocht de opgewektheid die hy ademt ook ons op gelijke wijze be- | |
[pagina 280]
| |
zielen! - Doch het is hier een tijd van sombere neêrslachtigheid, die vooral my in dezen mijnen verzwakkenden toestand overstelpt. - Met mijne dierbare Wederhelft is het dagelijks hetzelfde, doch de slapeloosheid, hitte, &c. vermeerdert eer dan zy vermindert; en ik ben van dag tot dag al steeds onbekwamer tot denken. Ook word ik daarby slaperig en bedwelmd. - Quorsum haec evadent, haud difficile est prospicere. - Maar dit bekommert my niet, slechts bezwaart het. Gods beloftenissen zijn onveranderbaar, en Hy geve my daaraan vast te houden. Die verdienste zoekt moge geslingerd worden! Genade, volstrekte genade is 't onbedrieglijke anker der Christelijke Hoop in Hem die voor ons gestorven en heengegaan is om den zijnen plaatse te bereiden. - Vaart wel, lieve Vrienden, en ontfangt onzer aller heilgroet in den eenigen naam die ter zaligheid gegeven is. Amen. Ik teeken als steeds, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 25 Dec. 1826. | |
[pagina 281]
| |
schrijven aan als aan U-beide gericht. Zijne beschouwing der ziekte valt met de mijne volkomen in één, en zoo is het dus ook met zijn gevoelen ten aanzien der verdere behandeling. De Almachtige zegene dezen weg, welken de Doctor ook gereedelijk aanneemt! In de afgeloopen nacht was meer dispositie tot rust en werklijke slaap, ook heden (als ware 't) wat meer lustigheid, doch met eenige hoofdpijn. De vorige nacht was genoegzaam geheel insomnis. Met my is het ook heden iets beter, maar met meer hoofdpijn. Hebt dank, innigen dank, lieve Vrienden, voor alle de deelneming, zorg, en moeite, en ijver, waarmeê gy my en de lieve kranke tot dit einde van 't ons zoo zwaar gedrukt hebbend jaar, onverpoosd en hartlijk ondersteund en verkwikt hebt, en nu en dan doen herademen van uit eenen staat van vertwijfelingachtige droefenis, en moge het nu in te tredene in de Genade des Heeren begonnen en in allen opzichten voor U en de uwen en ons-allen overvloedig in troost, uitredding, en dank bevonden worden! - Moge deze vernieuwing van tijdafperking ons eene vernieuwing van geestelijke en alle zegeningen zijn, en eene opheffing der ziel tot de eenige bron van Heil, in wien wy met het harte gelooven en wien het ons geschonken is te belijden! De Algoede Heer en Hoofd zijner kerke bevestige en vereenige ons steeds naauwer in de gemeenschap des Geloofs en der Hope, en der Liefde! - Dit is de wensch, de innige hartewensch van ons-allen in | |
[pagina 282]
| |
den onbepaaldsten zin, omvatting, en toepassing, jegens en ten opzichte van wat U en elk van U dierbaar is! Amen. Ik teeken als steeds met het warmst gevoel van tederheid, de Uwe, BILDERDIJK. Leyden, 31 Dec. 1826. |
|