Brieven. Deel 4
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij[1819]7.Waarde Vriend!
Ik had my gevleid, U ten minste in deze loopende maand hier te zien, en zie daar weder een nieuw uitstel! Ja, zelfs uwe promotie in de letteren tot het naaste voorjaar verschoven. - Inderdaad, ik mag hier, in aanmerking van mijne steeds toenemende verzwakking, het spreekwoord wel by denken: Een hard hoofd die 't beleeft! Reken dit echter geene te onvredenheid in uw besluit, 't geen ik zeer wel begrijp, uit de gewichtigste beweegredenen ontsproten te zijn. Hoe veel genoegens moeten wy niet opgeven, en, met gewillige onderwerping! En of ik deze uw promotie bywone dan niet, wat zal het, wat kan het tot uw welzijn toe brengen, of tot mijne zielsrust in den scheol! Ik weet, mijn lieve Vriend, al wat uw voornemen om my te komen zien, verijdeld heeft, en berust | |
[pagina 17]
| |
daarin, maar vergoed my uw langdurig afzijn door my dikwijls te schrijven. Hoe ik naar uwen Prometheus verlang, kunt gy-zelf begrijpen. Ja, gewis het is in mijne oogen geen gewoon verschijnsel, maar 't geen de hoogste aandacht verdient, de Joden door de verdraagzame liberalen zoo vervolgd te zienGa naar voetnoot(1). - Nu aanloksels van Burgerlijke voordeelen niet genoegzaam baten om hen uit te roeien, moet het openlijk geweld te baat komen. Maar het is tegen de Joden niet als Joden gericht; 't geldt allen, die een geopenbaarde Godsdienst aannemen gelijkelijk, en met hun slechts begint men. Veellicht heb ik U wel iets van mijne verwachting mede gedeeld. Maar dit is geene stof voor een brief. Edoch Ongeloof zal even weinig als Bygeloof vermogen, om de Goddelijke Waarheid te schande te maken. Zy zullen blijven. De goede Hogendorp heeft U meer gunstigs van ons gemeld dan ik bevestigen kan. Zijn bezoek (als het uwe zou doen) wekte ons hart en bloed op, en wy waren ons-zelven niet, maar, hergeven aan ons-zelven, verzinken wy ijlings weêr in ons diep en onheelbaar smartgevoel, of in de uitputting die dit zelfs voor ons verdooft, en het lichaamlijk lijden van hoofd en zenuwen herneemt al zijn geweld. Het najaar is (als gy weet) buiten dien een nadeelig saisoen voor ons, en in uwen wensch om een frissche gezonde vorst is, waarlijk, al ons uitzicht besloten. Gisteren ontfing ik 't eerste Exemplaar van onzen | |
[pagina 18]
| |
nieuwen dichtbondel by Immerzeel, onder den naam van Nieuwe Dichtschakeering. Dat ik U dien nog niet toezende, misduidt gy my (hoop ik) niet...... Men heeft my weder een Collegie van Hollandsche Historie gevraagd, waarin van Hogendorp, van Wassenaer, en Walree de voornaamsten zijn. Wie is die Heer Walree? Kent gy zijne betrekkingen in Amsterdam? - Ik denk met de laatste week in deze maand te beginnen. Uit uw schrijven zou ik byna opmaken dat het met Mevrouw uwe Moeder thands wat aan de beterhand is. Moge ik dit wel hebben, en de beterschap van duur zijn, en voortgaan met toenemen! Verzeker HaarWelEdg. en geheel uwe geëerde familie van mijne oprechte hoogachting en hartelijkheid, en geloof my sans reserve gelijk sans fa&ccon, T. ex asse, BILDERDIJK. Leyden, den 14en October 1819. |
|