Brieven. Deel 4
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 1]
| |
Aan Mr. Isaac da Costa, te AmsterdamGa naar voetnoot(1).[1816]1.Mijn waarde Vriend,
Ik heb wederom een zeer zwaren stoot gehad, en ben aan de beterhand, maar zeer zwak. Uw lieve brief heeft my gants opgebeurd, en ik dank U dat gy aan my denkt. Het is my een uitstekend genoegen, dat gy in Leyden zoo wel te vreden zijt; en ik hang mijn zegel aan uw plan van studie. Inzonderheid prijs ik uw zucht voor het Jus Civile; waarin, als ik meer opmerkte nog zeer veel te doen is, en nog veel roem zoo wel als innige zelfvoldoening voor den vlijtigen beoefenaar die vrij en oorspronklijk denkt, te oogsten blijft. Maar men moet dit gevoelen, en niet uiterlijk te kennen geven: want die eenige reputatie (dus spreekt men, en 't is waarlijk ab eo quod putatur) in een vak heeft verkregen, wil gaarne 't | |
[pagina 2]
| |
non plus ultra bereikt hebben. - Voor het tegenwoordig oogenblik is het best, U volstrekt op het systema quâ tale, toe te leggen, ten einde door 't candideeren te geraken, het geen het geheele studeeren geruster en vrijer maakt. - Heeft men te Leyden geen Exemplaren van den Averanius? In mijn tijd waren zy er gemeen. Ik bevele U dezen schrijver aan; maar daarmeê zeg ik juist niet, zijn geschrevene. Dat moet gy zelf proeven. Dan, dit is zoo met allen. Lees toch Schultings Antejustinianea vlijtig, en prae aliis. - Over uw volgend Academiejaar liefst, wanneer wy een half jaar verder zullen zijn. Waar ik U dienen kan of nuttig zijn, hoop ik dat gy aan mijn goeden wil niet twijfelen zult. Doch wat kan ik, na een verval als dat van het laatste jaar, nog praesteeren! Van dag tot dag gevoel ik, my-zelven meer en meer te ontvallen. En wat zal ik verricht hebben, in geheel een leven, dat alleen bestuurd is geweest door de zucht om nuttig te zijn? De oude Heer Tydeman heeft my veel lofs van U geschreven. Groet hem by gelegenheid van my, en verzeker hem van mijn verknochtheid. Groet ook den Heer Smallenburg, mijn tijdgenoot en ouden academievriend, die steeds ijverig en voorbeeldig studeerde, en in alles zich altijd voorbeeldig gedroeg. Over het disputeeren weet gy hoe ik denke, maar men moet meêdoen, en alles is nuttig voor die het zich ten nutte wil maken. By uwe overkomst in de vacantie hoop ik U te omhelzen, en vrij wat van den tegenwoordigen staat | |
[pagina 3]
| |
der Rechtsgeleerdheid-studie te vernemen. Want het is waarlijk met het onderwijs (zoo als zeker Professor 't vers aanhaalde)
Novus ab integro seclorum nascitur ordo;
magnus durf ik nog niet zeggen. - Zoo gy de Heeren Tydeman (den zoon), Kemper, van der Palm, of Siegenbeek ziet, vergeet (bid ik) dan niet, ze te groeten van my. Mijne Ega voegt haar hartelijken groet en heilwensch bij den mijne; en zoo doet ook mijn zoon, de zeeman, die juist t' huis is gekomen, maar om zeer spoedig wederom te vertrekken. - Het Instituut heb ik opgegeven; mijn hoofd laat niet meer toe, dat ik my daarmeê bekommere. Vaarwel, lieve Vriend, en wees altijd verzekerd van de hartelijkheid, waarmede ik ben,
Geheel de Uwe, BILDERDIJK. Amst., 23 Oct. 1816. |
|