Brieven. Deel 3
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
XVII. Aan Franciscus Schluymer, te AmsterdamGa naar voetnoot(1).1.Mijn waarde Vriend!
Uw vriendelijke brief van den 14en dezer werd gisteren tot mijnent door den jongen Heer Bergman overgegeven, en ik haast my, U te betuigen hoe aangenaam hy ons was, mijne lieve Vrouw zoo wel als my-zelven. Heb dank voor uw gulhartigen zegenwensch, en ontfang ook den onzen, die uit de oprechtste zucht voortspruit. De Algoede God behoede, beware U, en zegene U! schenke uwen ouderdom rust en genoegen, en voor alles (want wat is al 't overige?) die kalmte van 't hart, waarin Zijne Algenoegzaamheid zich uitstort, dan zelfs, als ons alles ontbreekt, en die meer is dan alle wareldschatten. Tot lijden zijn wy allen op deze wareld; en geluk- | |
[pagina 301]
| |
kig, die lijden en getroost worden! Deze troost, mijn lieve Vriend, zij uw deel! zij het mijne! en dan, in leven of sterven, zijn wy gelukkig. Wykennen uw rechtschapen hart, mijn goede Schluymer, en stellen prijs op uw vriendschap. U de onze te betoonen, is ons een innig en oprecht genoegen; en mochten wy in staat gesteld worden uw lot te verzachten, en U in een zoete onafhanklijkheid te stellen, het zou ons een der schoonste dagen van ons leven zijn. 't Viel ons hard, U te zien vertrekken zonder bepaald uitzicht, maar wy konden U niet dan onze wenschen meêgeven; wy herhaalden die steeds, en het is ons thands een genoegen, te vernemen, dat gy het nog al tamelijk goed hebt gehad. - Wat ons betreft, wy sukkelen geweldig, en onze Lodewijk heeft intusschen de mazelen gehad, doch is er (den Hemel zij dank!) gelukkig door geworsteld. Wy hebben met November een huis gevonden op de Garenmarkt, waar wy nu eenigzins (doch niet veel) ruimer wonen, en het naar ons genoegen is. Het andere staat leeg, ten onzen laste. Dat het ons lief zal zijn, U weder te zien, behoeft niet gemeld. Schrijf ons inmiddels dikwijls, en geloof my oprechtelijk innig, en onder den hartlijksten groet van ons beide, Uwen hartlijken Dr. en Vriend, BILDERDIJK. Leyden, den 17n January 1818. | |
[pagina 302]
| |
2.Waarde Vriend!
Wy hebben in de laatste 16 maanden, tot onzent zeer veel geleden, en meer dan ik staat ben U uit te drukken, door aanhoudende ziekten zoo van mijne dierbare wederhelft als my-zelven. Thands zelss is mijne geweldig verzwakte Egade verplicht hare kamer, zoo al niet het bed, te houden; en ik ben in een verval van geest- en lichaamskrachten dat my naauwlijks toelaat dezen aan U te schrijven, daar ik na veel bloedverlies uit het hoosd weêr eenigzins verademe. Ik gevoel dat mijn einde naby is en elken dag, ieder uur my het laatste gerekend moet worden. Intusschen, mijn waarde Vriend, heb ik het geluk van dit blijmoedig te gemoet te zien in dankbare onderwerping aan den wil onzes Hemelschen Vaders in het vertrouwen op den Goddelijken Verlosser, wiens Geest ook U (dit bidden wy) naby moge zijn! - Recht aangenaam is ons uwe hartelijke bries, en blijk van uw vriendhoudend aandenken, zoo wel als het verslag van uwen nog zoo bloeienden ouderdom, en de voortdurende betrekkingen met ware en oprechte vrienden die U dien veraangenamen. Geniet dien by aanhoudendheid, en wees daarby verzekerd van onze oprechte deelneming. Wy groeten U allen met oprechte teêrhartigheid; inzonderheid mede onze dierbare Lodewijk, wien gy recht groot geworden zoudt zien, en die ons een onuitsprekelijke zegen van God | |
[pagina 303]
| |
is. - Heb dank voor uwen lieven Nieuwjaarswensch en ontfang den onzen. Moge dit jaar U alzins gezegend zijn uiterlijk en innerlijk naar de wegen der Goddelijke Voorzienigheid, die over ons waakt en ons aller lot zoo vrijmachtig als genadig bepaalt en bestuurt! Wy bevelen ons voorts ook dezerzijds in uwe vriendschap en toegenegenheid, en verzekeren U van de aanhoudendheid onzer liefde en hartelijkheid, waarin ik teeken, UWEd. Dw. Dienaar en Vriend, BILDERDIJK. Haarlem, den eersten January 1828. | |
3.Mijn Heer en waarde Vriend,
Na zoo langen tijd van UE niet gehoord of vernomen te hebben, was ons uw vriendelijk schrijven recht aangenaam, vooral daar en stijl en schrist nog geene kennelijke blijken dragen van eenig verval of byzondere verzwakking van hand of van hoofd. Van harte verheugen wy ons daarin, en uit 's harten grond reciproceeren wy UEd. de innige zegenwenschen ons toegedacht! De Algoedheid verlenge uwen dus verr' bloeienden ouderdom in voortdurende gezondheid, kracht, en genoegen, en behoede U voor de verscheidenerlei kwalen en ongemakken, die de hooge jaren dikwijls verzellen, en waar in ik voor my ook meer en meer deele; en van welke ik inzonderheid | |
[pagina 304]
| |
meest door 't verlies van memorie gekweld ben, hetgeen my tot alle studie onbekwaam maakt. Wy hebbeń ook voor het overige dit afgeloopen jaar veel aan ziekten geleden, en ik voor my, beschouwe dit nieuw ingetredene als eene bloote toegift voor my. Intusschen verheugen wy ons in uwe voortdurende vriendschap, daar wy van onze zijde oprechtelijk aan beandwoorden. Ontfang daar de verzekering van, met ons aller vriendengroet, en geloof my steeds UWEd. Dv. Dienr. en altijd oprechte Vriend, BILDERDIJK. Haarlem, 2 January 1829. | |
4.Mijn Heer en waarde Vriend!
Aangenaam is het ons een lettertjen van U te ontfangen, zoo vol hartelijkheid, en blijk gevende van uwe welvarende staat van gezondheid. Moge die UE steeds byblijven en van alle genoegens verzeld gaan! Wat ons betreft, uitgezonderd onzen lieven Lodewijk, die (den Algoede zij dank!) zich wel bevindt, lijden wy hier geweldig aan ziekten, en velerlei ongesteldheden; en is mijn hoofd onbegrijplijk verzwakt, zoo dat ik volstrekt niets meer vermag en in eene werkloosheid ben vervallen die my recht bitter valt. Zie daar 't weinige wat ik op uw vriendelijken brief kan andwoorden. Op herstel vorm ik geenerlei uitzicht, doch verwacht het aannaderend einde dezes | |
[pagina 305]
| |
levens dat my steeds zoo kommervol was, in de hoop op dat betere, door den eenigen Heiland bereid voor hen die Hem aannemen, en waarin wy als oprechte Christenen elkander mogen hopen weder te vinden van alle onze aardsche kwelling bevrijd. Heb dank voor uw lief en hartelijk schrijven, en ontfang den oprechten groet en heilwensch van ons allen, waarmede ik teeken,
UE. hartlijken Vriend en Dienaar, BILDERDIJK. Haarlem, 25 Jany 1829. |