Brieven. Deel 3
(1837)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij
[pagina 277]
| |
XIV. Aan Julius Willem Bilderdijk, in 's lands zeedienst.1.Uw schrijven van den 19n dezer is eerst heden vrij laat besteld geworden: wy hopen echter, mijn Zoon, dat deze en het geen uwe Moeder U met den Beurtman, volgens uw verzoek, overzendt, nog voor uw afzeilen te Medenblik aan zal komen en U geworden. By haren brief kan ik niet nalaten eenige weinige regels van mijne hand te voegen. Ik verheug my dat gy welvaart; en dank den Almachtige daarvoor, die alles bestuurt, en van Wien-alleen alles goeds afdaalt. Hou Hem steeds voor oogen, mijn kind; en vergeet nooit wat gy uwen Zaligmaker, uwen Koning, en uw Vaderland, verschuldigd zijt. Vervul altijd uw plicht, en wijk daar nimmer een hairbreed van af; zoo zult gy de rust des gewetens smaken, en die zoete zelfvoldoening van het hart, die alleen aan de braafheid van den oprechten Christen verknocht is, en | |
[pagina 278]
| |
uwe Ouders zullen gelukkig zijn, dat zy een Zoon hebben die zijne Afkomst waardig is. Wy verwachten niets anders van U, mijn Zoon, en bidden God, dat Hy U sterke, behoede, en zegene op de loopbaan, die gy verkozen hebt in te gaan, en die U tot eer en roem zal geleiden, indien gy met ijver en getrouwheid voortgaat, gelijk gy met moed en lust begonnen hebt. - Vaarwel; ontfang den vaderlijken zegen, die U verzellen zal; en reis met God, die nooit iemand verlaat dan die Hem verliet, en die U met eer en genoegen weder in onze armen zal brengen. Amen! - Nogmaals vaarwel! en gedenk, dat gy de hoop zijt, aan wie het geluk des levens hangt van Uw tederbeminnenden Vader, BILDERDIJK. Amsterdam, 22 Juny 1815. | |
2.Mijn waarde Zoon!
Op het oogenblik ontfangen wy uw beide brieven van den 9n en 10n te gelijk, die ons met uw te rug komst in Texel en het bericht van uwe gezondheid verheugen, maar waaruit wy met leedwezen vernemen, dat gy naar Hellevoet moet. Gy schrijft van een vroeger bericht by 't welke gy ons van een geweldige storm gemeld hadt, maar deze brief is ons niet ter hand gekomen. Wy danken God voor uw behoud tot dus verre, en verlangen U weêr te om- | |
[pagina 279]
| |
helzen. Lodewijk spreekt altijd van Broeder Julius en wenscht dagelijks dat deze hem een zoet kind zal vinden en prijzen. Het geld zal naar uw begeerte ontfangen worden, dat het voor U gereed ligt: meld slechts waar en hoe het U te doen toekomen; en zoo dra uw plicht het toelaat, vlieg in de armen van uwe ouders die naar U uitgestrekt zijn. - Schrijf ons in-middels zoo dikwijls gy kunt, tot wegneming van de ongerustheid en het ongeduld, die ons byblijven zullen tot wy U of hier ontfangen mogen of ten minste te Hellevoet aan Land weten. - Uw brief van de kust van Hitland is ons voor omtrent zes weken geworden en verheugde ons. - Vaar voort, U braaf en voorbeeldig te gedragen; vrees God; en draag zorg voor uw gezondheid, zoo veel van U afhangt. - zijn hier nog al redelijk, maar Mama is bedroefd, dat gy niet direct uit Texel t' huis kunt komen. Ik wenschte 't niet minder, zoo het zijn kon; maar mag dat niet zijn, en kunt gy daar geene vergunning toe bekomen, zoo moet de plicht ook hierin als in alles, eene onkreukbare wet zijn, waartegen men zelss niet morren mag. - Vaarwel, mijn dierbeminde Zoon, God zij verder met U! ons hart vliegt tot U over, in deze regelen! Vaarwel! Uw beminnende Vader, BILDERDIJK. Amsterdam, 11 Septr 1815.
P.S. Ik sluit hier een briefjen van ƒ 20 - en nog een van ƒ 10 - in, of gy misschien daar geld voor kondt krijgen. Zoo niet, scheurt gy ze maar in stukken. | |
[pagina 280]
| |
Wanneer gy ze uitgeeft, doe het niet, dan voor contant geld, en zonder verlies, ten ware een kleinigheid. Maar volstrekt niet, op hoop dat men U geld zal geven. Wanneer men er U geld voor geeft, schrijft gy er achter op: Voor my aan N.N. (zoo als de man heeten mag,) en daaronder teekent gy uw naam. Zonder dit zou het niet betaald kunnen worden. | |
3.Schoon ik het hoofd van pijn en duizeling naauwlijks op kan houden, kon ik echter niet nalaten, mijn lieve Zoon, eenige regels met die uwer Moeder te laten afgaan. Uw afreis is zekerlijk naby, en wellicht is dit de laatste gelegenheid die ik heb om U te schrijven. Ik vertrouw, niet noodig te hebben dat ik U tot Godvrucht en braafheid vermane; deze plichten geloof ik dat in uw hart geworteld zijn, en ik bid God, dat Hy er U by beware en in versterke. Doe gy het zelfde mijn kind, want niets goeds is er in ons menschen, dan van Hem, en het is de Goddelijke genade alleen die ons bewaart, in het zedelijke zoo wel als in alles; en niemand moet of mag op zichzelven betrouwen, maar alleen op God, die Almachtig en tevens oncindig goed is, en wiens voorzienigheid over ons waakt. Geef uw lot uw lot in Zijne handen, laat uw hart altijd aan Hem denken, en leef als in Zijne tegenwoordigheid, zoo zult gy nooit opzettelijk | |
[pagina 281]
| |
misdoen, en in alle gevaren gerust zijn. Wat gy geniet, geniet het als geschenk van Hem en met dankbaarheid jegens Hem; en veracht of verwaarloos ook niets, want dit is, God in Zijne gaven verachten. Misbruik ook Zijne weldaden niet; want dit is Hem honen; maar wees blijmoedig in alles, en toon uwen evenmensch liefde, deelneming, en behulpzaamheid. Zoo zult gy van anderen bemind, en in uw hart gelukkig zijn. Handel altijd en in alles oprecht, en uit plichtbesef, en heb geene byoogmerken in 't geen gy doet. God zorgt voor hem, die zijn plicht doet en het overige aan God overlaat. Hang het zuivere Christendom aan met geheel uw hart. Geen ander heil, geen andere troost is er in leven of sterven, dan in Jezus Christus, die voor onze zonden geleden en ons met God verzoend heeft. Lees het Euangelie vlijtig. De dwaasheid der halfgeleerden van dezen tijd, die zich Filozofen noemen, is belachlijk voor die de zaken wel onderzoekt. Geloof hierin uw Vader, die dit heeft kunnen doen en onbevooroordeeld gedaan heeft. Uwe omstandigheden laten het U niet toe, en dit behoeft ook niet. Stel tegen de spotternijen en wedersprekingen die U mochten voorkomen van ingebeelde betweters, de bevinding van een Vader, die U lief heeft, en de waarheid altijd heeft voorgestaan. En heb God en uw naasten lief. Die dit oprecht en van harte doet, en God bidt om waarheid, die zal niet verleid worden, maar het geloof en de overtuiging van Gods verzoenende genade in het hart ontfangen: en de Zaligmaker heeft getuigd, dat die Zijne bevelen | |
[pagina 282]
| |
doet, Hem ook kennen en in Hem gelooven zal. Dit woord is onfeilbaar en heeft nooit gemist, en moet, in alle oogenblikken van twijselmoedigheid, vastheid en vertrouwen geven. Laat U derhalve nooit omzetten of van den rechten weg afbrengen. - Gods zegen zij U boven alles dierbaar; en laat hy U altijd genoeg zijn: bid daarom, en niet om byzonderheden, waarin de menschen geluk of genoegen stellen. In dien zegen-alleen is geluk en genoegen; zonder dien is alles ongeluk en kwelling. Vergeet dit nooit, mijn kind, en God zal U als by de hand geleiden waar gy ook gaat, en U 't noodige en nuttige mildelijk toedeelen. Hy zal U niet verlaten, mijn Zoon, verlaat Hem niet. Hiervan is uw Vader verzekerd en hierop sterft hy gerust. - Gy van uwe zijde vergeet hem niet, en denk dat waar gy zijt, de geest van uw Vader U byblijft en God voor U bidt. Verheug hem dan ook, door wel te doen en zijne lessen niet te verachten. Vaarwel, mijn dierbare Zoon, doe nooit iets het geen uwe afkomst onwaardig is, wees braaf, wees Christen, en alle plichten zullen U licht vallen, en haar vervulling uw hoogste genoegen zijn! Vaarwel, nogmaals! en ontfang den zegen van uwen tederhartigen Vader, BILDERDIJK. Amsterdam, 5 Novr 1816. | |
[pagina 283]
| |
4Ga naar voetnoot(1).Lieve Zoon,
Ons hart dankt God voor de vertroostende tijdingen die wy uit uwe drie brieven van den 8n January, den 29n derzelfde maand, en 15n Maart geschept hebben. De zorg van het ouderlijk hart, en de wellust, waarmeê de narichten van een braaf kind het vervullen, zijn U onbekend, mijn Zoon; doch moogt gy de laatsten eenmaal zoo ondervinden, als wy die thands smaken uit verschillende narichten die tot ons gekomen zijn van uw braaf, ijverig en voorbeeldig gedrag! Ga zoo voort, en blijf altijfd U-zelven gelijk, den stam, waar gy uit gesproten zijt, waardig, en laat U nooit door eenige menschelijke beweegredenen van het rechte pad van Godvrucht, eer, en rechtschapenheid afleiden. De zegen des Allerhoogsten, welken wy niet nalaten dagelijks over U af te smeeken, is op dien weg en geen anderen. Uw Vader is zeer zwak en lijdt veel; maar, levende of dood, zijn geest is met U, en verheugt zich dat gy welvaart en weldoet; dit is, U zijnen Zoon en Erfgenaam der voorouderlijke deugden betoonen, die uw geslacht altijd eigen gebleven zijn. Rijkdom of uiterlijke eer is niets, mijn kind. Uw Vader heeft beide altijd veracht; maar God zal ze U verdubbeld toevoegen, wanneer gy ze niet zoekt ten koste van de striktste braafheid of edel- | |
[pagina 284]
| |
moed. Houd aan met ons te schrijven zoo dikwijls de gelegenheid zich opdoet, en denk altijd aan ons, maar vooral aan den Alwetenden en overal-tegenwoordigen God, voor wien geen gedachte zelfs die in den mensch opkomt verborgen is, en die nooit iemand verlaat, dan die Hem verliet. Bid Hem met vertrouwen in den naam van onzen gezegenden Heiland, en gy zult niets ontbeeren wat U nuttig is. - In het denkbeeld, dat gy de haven, waar deze brief heengezonden wordt, aan mocht doen, schrijf ik U. Ontsang er den zegen uws beminnenden en tederhartigen Vaders in, wien alles op aarde wel is, mits het U en uw lieven Broeder Lodewijk welga! Vaarwel! -
BILDERDIJK. Amsterdam, den 23 Maart 1817. |