plaats te hebben: hoe zeer ik die schone verwachting, die men somtijds van mij schijnt op te vatten, te loor moet stellen, en hoe min ik in staat ben mij zo veel égards waardig te maken! In de daad, dit denkbeeld ontroert mij, en ik kan niet af, mijn lot van gestrengheid te beklagen, daar 't mij de schoonste uitzichten niet toont dan om mij er van te versteken. - Van mijne eerste kindsheid af, mijne boekoefeningen niet dan voor mijn vermaak, niet dan in plaatse van kinderspel houdende, en na de bewegingen van een wuften geest inrichtende, zonder genoegzamen leiddraad, zonder genoegzame handleiding, ja zonder bepaald doelwit, ben ik niets gevorderd, dan om in te zien wat mij ontbreekt. Ik beschouw geen grote vernuften, geene uitgebreide verstanden, dan om mijne geringheid te gevoelen; dan om te betreuren, dat ik hun nimmer gelijken zal: en nooit wend ik de oogen naar 't perk der Letteren, of 't is om een' vruchtlozen spijt op te wekken dat mij de toegang gesloten is. Ik bloos, ik moet blozen, zo dikwerf ik op mij-zelven neêrzie: en, ondanks die treffende bewijzen van toegenegenheid, welke ik mij tot een bijzonder geluk reken, van UWE. te hebben mogen ontfangen, schroom ik mij dezelve toe te eigenen, bewust, hoe weinig ik ze verdiene. Mag ik desniettegenstaande, de vrijheid gebruiken van Uwer WelEd. op nieuw een welmeenend blijk mijner hoogachting aan te bieden, in het gering Dichtbondeltje, dat Dobbrauski last heeft, UWE. te overhandigen? Men heeft mij genoodzaakt een twaalftal afdruksels