Avondschemering(1828)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 22] [p. 22] Sterven. Hoe zalig legt men zich te rust Op 't peuluw van de dood, In 't Godbetrouwend hart bewust Van 't naadrend morgenrood! Dat morgenrood van hooger trans, Waar veld- noch boschgeschal, Maar aldoordringende uchtendglans Mijn slaap verbreken zal. Kom, feestbazuin van 't Hemelsch heir, En roep dien morgen uit! Daal, wolk van Hemelluister, neêr, Op 't dondrend stemgeluid. Schok, aarde, schok van 't diepst ontzag, En gy, verberg u, aardsche dag, Voor 't aldoorvlammend licht Van 's Heilands aangezicht! Wat heerlijk schoone Dageraad, Wanneer de ontwaakte ziel by 't nieuwe zonnelicht, [pagina 23] [p. 23] Op 't door haar uitgeschud gewaad Den laatsten opslag werpt van 't niet meer aardsch gezicht! Wat morgen, als, bestelpt van nooit gevoeld genot, Zy dees haar nieuwe schepping ziet, En in 't gevoel des heils versmeltende, als vervliet Voor 't aanschijn van haar God! Als 't talloos Choor met licht bekleed, Haar broederlijk ontfangt, In teedre omhelzing welkom heet, En aan haar boezem hangt! Als 't groot Heelal in vollen dag Zich voor haar oogen oopnen mag By 't lieflijk- stroomend harpenlied, En duizend zonnen in een vloed Van één te saamgesmolten gloed Zich wentlen in 't verschiet! ô God des levens, wie beseft Dat ongelijkbre zoet, Dat al wat aardsch is overtreft In 't nog door 't stof verdrukt gemoed? Bereide ons in 't Geloof uw heiligende Geest De zaalge vatbaarheid voor 't juichend Englenfeest! En leer ons met uw keurelingen Hier reeds in vreugde en druk het Hallelujah zingen; Ja vorme 't, U ter eer', uit wormen van het stof Bazuinen van uw lof! 1827. Vorige Volgende