Avondschemering(1828)–Willem Bilderdijk– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Stoïcismus. Van niets afhanklijk zijn, zegt Epicteet, is heil. En waarvoor, Filozoof, is dat geluk dan veil? - ‘In niets genieten, en niets hopen, vreezen, wenschen, En, met gevoelloosheid wat voorkomt te ondergaan.’ - Wel, dit 's geluk van steen, maar geen geluk van menschen, 'k Begeer geen steen te zijn, maar wil als mensch bestaan. Doch zacht, bedenken we eens! Het goede is mooglijk minder Dan 't kwade, en 't leven vol van kwelling, smart, en hinder. Wanneer ik d'arm eens breek, bevrijdt me uw leer van pijn? ‘Heb slechts een vasten wil, en wil de pijn niet voelen.’ - Maar 't willen kan toch nooit de daad in werking zijn, En 't wit bereiken is iets anders dan 't bedoelen. Is dat, ô Stoïcijn, uw onafhanklijkheid Waarop ge u-zelf verheft, waarmeê ge uw leerling vleit, Ze is niets. De daad eischt meer dan 't zich vergodend willen. Neen, wat wanneer 't ontstond zich-zelf 't bestaan niet gaf, Hangt van zich-zelf alleen niet af, In spijt van hoogmoeds hersengrillen. 1827. Vorige Volgende