Gedichten voor kinderen(1838)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] Het goede voornemen. Wanneer ik traag in 't leeren ben, Dan denk ik aan het kleine miertjen, En sta dan in my-zelv' beschaamd, By 't voorbeeld van dat vlijtig diertjen. Des Zomers werkt het altijd voort, En nimmer zou het moeite sparen, Om in de kleine voorraadschuur Zijn Wintervoedsel op te gaâren. En, zou ik, minder wijs dan hy, Mijn tijd met ledig zijn verslijten, Zoo dat ik als ik ouder word My-zelv' mijn luiheid had te wijten! [pagina 20] [p. 20] ô Neen; ik weet het is mijn plicht, En 't hoort by voeglijkheid en orde, Dat ik niet altijd ledig ga, Maar zorg draag dat ik wijzer worde. Ik zal dan, zoo als 't miertjen doet, In tijds reeds voor de toekomst zorgen: En, wat ik heden leeren kan, Stel ik gewis niet uit tot morgen. Vorige Volgende