Gedichten voor kinderen(1838)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 16] [p. 16] Geduld en lijdzaamheid. Een kleine spin had eens haar net In 't open venster opgezet, En spon daar altijd vlijtig toe, En werd haar arbeid nimmer moê. Zy had een keurig net gemaakt Aan duizend hoekjens vastgehaakt, Wanneer het door de kamermaagd Met éénen streek werd weggevaagd. Gelukkig had zy overleg, En school zich in een hoekjen weg. - Maar toen de maagd was weggegaan Vong zy op nieuw een weefsel aan, En had, met de eigen nettigheid, Haar draadjens weêr op nieuw geleid, Wanneer Fidel, de kleine hond, Die naar een vlieg te happen stond, [pagina t.o. 16] [p. t.o. 16] Geduld en lijdzaamheid. [pagina 17] [p. 17] Op eens zijn kop door 't weefsel stak En al de fijne ragjens brak. - Nog werd de spin niet moedeloos, Maar vatte na een korte poos Haar arbeid op met de eigen lust Als of zy nimmer wierd ontrust, Ja schoon zy telkens werd gestoord, Toch spon zy altoos vlijtig voort. - Kom hier, gy lieve kleine meid, En zie eens diertjens nijverheid; En, als Mama u taakjens zet, En gv niet op uw arbeid let, Of dat ge u al te haastig rept, En 't geen gy naait verbroddeld hebt, En moet dan weêr van nieuw af aan Beginnen wat gy hadt gedaan, Toon dan geen onwil of verdriet; Want brave kindren doen dit niet. En zoo gy ooit iets leeren wilt, Zoo acht die moeite niet verspild, [pagina 18] [p. 18] Maar sla het spinnekopjen gâ En denk op haar geduld eens na, Begin de taak, u opgeleid, Met de eigen lust en lijdzaamheid: Want alles valt wel eens zoo licht, Hetgeen men met geduld verricht. Vorige Volgende