De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijDe Eöolsche harp.Ga naar voetnoot*Gy, telg der hoogre lucht, die in het wolk omzweven
Het trillend harptuig met onzichtbre vingren speelt,
Daar ge, uit het sombre woud op 't windtjen voortgedreven,
De snaren met uw kusjens streelt!
Daalt, daalt gy mooglijk af uit de ongenaakbre reien,
Om met Natuur in 't Jubellied
Den lof des Scheppers uit te breien,
Zoo verr' er zee of luchtstroom vliet!
| |
[pagina 592]
| |
Wie zijt gy, minlijke onbekende?
Wellicht de stoffelooze zucht
Eens droeven die, na 's levens ende,
Bleef zwerven in d' onmeetbre lucht!
Wellicht een schim, die haar beminden,
(Haar echtgenoot of kroost) beweent,
En die met d' adem van de winden
Haar teedre erinnringszucht vereent.
Met huivring hooren we u weêrgalmen
In de eenzaamheid van 't avonduur;
En, als 't geruisch der korenhalmen
Of 's vooglenkoors vereende psalmen,
Zingt ge ook den Schepper der natuur!
Ja, ongeziene Geest die op de winden huppelt,
Zoet is ons oor de toon dien ge op de harpsnaar blaast;
Zoet, als aan 't oog de daauw die op den bloemkelk druppelt
Waar 't blaauwend wolkj' in wederkaatst!
Uw toon smelt lieflijk weg, in zoeter steeds verwisseld;
Geen kunst verwekt uw melody;
't Is de adem die in 't boschloof ritselt,
En de ongedwongen toon is, als die adem, vrij!
ô Mocht mijn poëzy iets van uw zoet ontleenen!
Wat zoekt zy dan genot voor 't hart?
Ja! doe zy slechts den droeve weenen
Die hijgt naar tranen in zijn smart!
Zoo tooi' geen kunst mijn weemoedszangen,
Maar blijv' de droeve die ze hoort,
Genoechlijk aan die tonen hangen
Die stemmen in zijn rouwakkoord!
1822.
|
|