De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 3
(1860)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijVerjaargroet aan Meinard Willem Tydeman.Ga naar voetnoot*In het lachendst Jaarsaizoen
Als Natuur gedoscht in 't groen,
Schittert met de rijke glansen
Van den boog aan 's hemels transen,
En de gloed van 't eêl gesteent'
In haar bruiloftstooi vereent,
In dat lachend Jaarsaizoen,
Als het oogverkwikkend groen
En de zang der filomeelen,
Lieflijk oog en ooren streelen,
En zich 't harte, hoe beklemd,
Tot een zoet genoegen stemt.
In dat lieflijk Jaargetij,
Als Natuur verjongd en blij,
Psalmzingt met de boschkoralen
Die des Scheppers lof herhalen,
Brak U de eerste morgen aan
Op des levens pelgrimbaan.
| |
[pagina 364]
| |
Maar, looft bosch, en berg, en dal
d' Opperheerscher van 't heelal,
't Aanzijn werd ook U gegeven,
Om zijn' naam ter eer' te leven;
Ook U schonk hy 't levenslicht
Ter vervulling van dien plicht.
Lieve Jongling, zie in 't rond:
Welk een tooisel dekt den grond!
Wat onnoembre liefdeblijken
Zien we in ooft en bloemen prijken!
Al dat onverdiend genot
Stroomt ons uit de hand van God.
Zegenrijk als 't vruchtbaar land,
Vrolijk als de bloemwarand,
Met den morgendaauw bepareld,
By uwe intreê in de waereld,
Moog de levensweg U zijn
By een zachten zonneschijn!
Wat zal zy die in het kind
Zijn geliefde moeder mint,
Aan den eerstling van de zonen
Die haar echtheil mag bekronen
Wenschen op den blijden dag
Dat hy d' eersten Morgen zag?
Rijkdom? - Weelde? - Wee den dwaas
Die dien ijdlen luchtdampblaas
Voor een wenschlijk goed zou achten,
Of er duurzaam heil van wachten!
Wie om schat of weelde bidd',
'k Wensch u zeekrer goed dan dit.
| |
[pagina 365]
| |
's Hemels zegen, waar ge ook treedt,
Rust van 't hart by vreugd of leed,
Kristenzin en Godbetrouwen,
Dat U op geen zand laat bouwen,
Maar berusten doet in 't lot
In het albestier van God!
Wat de zoon van David bad
Toen hy voor Jehovah trad,
Wat wy eenig moesten vragen,
Dit schenke U Gods welbehagen!
Wijsheid die ten Hemel leidt,
Schenke U hier reeds zaligheid!
Ja, ben ik U raad verplicht,
Hou den Hemel in 't gezicht!
Hy is 't eind van Uw bestemming;
Hy geeft troost by hartsbeklemming;
Aan die haven van de rust
Wordt al 't aardsche leed gesust.
Zoo moog (zij het niet dan spâ!)
Door de gunst van Gods genâ
U by 't afscheid van dit leven
Vredeslach op 't aanschijn zweven,
Die U na volbrachten plicht
Overvoert in 't eeuwig licht!
15 Juny 1822.
|
|