De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 387]
| |
Kleeding.Ga naar voetnoot*Wat dwaasheid is het, trotsch te pronken,
Met rijke of nieuwe kleederdracht,
Heeft God niet Eva 't kleed geschonken
Na dat zy was ten val gebracht?
Ja, Zijn erbarmen gaf haar kleeding,
Toen haar des onschulds dosch ontviel!
En dit gevolg der overtreding,
Zou hoogmoed wekken in mijn ziel?
Neen, moge ik nooit zoo zondig pralen!
Hoe schitterend mijn opschik zij!
Het stille lelietje der dalen,
Siert eindloos schooner dosch dan my.
Neen! laat geen hoogmoed my verleiden;
Den worm ontleende ik deze pracht:
En 't arme schaapjen uit de weiden,
Droeg lang voor my dees zelfde dracht!
De vlinders die om 't bloembed zweven,
De paauw met blinkend goud bestikt,
De visch met zilverglans omweven,
Zijn eindloos rijker opgeschikt!
Neen! Zoeke ik beetre praalgewaden
Dan ijdel goud of zijwormrag;
Een dosch, dien bui noch motten schaden,
En Jezus-zelf te dragen plach.
| |
[pagina 388]
| |
Mijn ziel zij met het kleed omhangen
Dat reinheids zilvren stralen schiet;
Zoo moog my Gods Genade ontfangen
Wanneer Hy my ten bruidsdisch ziet!
|
|