De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijDe dood.Ga naar voetnoot*De dwaas alleen veracht de dood;
De in schuld gezonknen doet hy beven;
De droeve roept hem in zijn nood;
De wijze toeft hem heel zijn leven,
En vreest of wenscht zijn naadring niet,
Steeds vaardig als Gods wenk gebiedt.
Geen Heiden, hoe geroemd in deugd,
Kan zoo gelaten voor hem bukken.
De Kristen slechts, in God verheugd,
Ziet zich bemoedigd de aard ontrukken:
Zijn kenmerk is, met blij gemoed
Te scheiden van het aardsche goed.
Hy kent, erkent, een wrekend God,
Maar kent ook één Verlosser tevens,
En stelt gerust zijn eeuwig lot
Aan d' onvergangbren Vorst des levens.
Op Zijn genade is hy gerust
By d' overtocht naar Edens kust!
| |
[pagina 386]
| |
Rampzalig is de sterveling
Die 't licht der Godsdienst niet ziet blinken,
Maar wacht, van uit dees aardschen kring
In 't duister Niet te rug te zinken,
Terwijl hy elken zucht versmoort
Die opwelt naar een beter oord.
Rampzaalger nog, die slechts beseft
Wat zondenlast zijn ziel belade,
En, daar de schrik der wraak hem treft,
Geen redding hoopt van Gods Genade,
Vertwijflend wacht hy aan het graf
Eens onvermurwbren rechters straf!
Maar wel hem, die, by 't lijfsverval,
Zijn ziel onsterflijk mag beschouwen,
En tot den Heerscher van 't heelal
Kan opzien met een blij vertrouwen,
In hoop van na het aardsch geween
Het eeuwig leven in te treên!
Gelukkig, die dit schijnbestaan
Gelijk een pelgrimschap ziet enden!
Die aan het uiteind van zijn baan
Het oog gerust tot God mag wenden,
En in de dood een haven ziet,
Waar hy, na 't stormen, rust geniet!
Na het Fransch.
|
|