De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2

[p. 379]

Martha en maria.^*
Lucas X, 38-42.

Het vrome zusterpaar ontfing

Den Heiland in haar woning;

En Marthaas gulle vreugd blonk uit

In dankbre dienstbetooning:

Maria zat aan Jezus voet,

Haar oog hing aan Zijn lippen,

Opdat geen woord van uit dien mond

Heur aandacht mocht ontglippen.

In beide was 't beginsel één,

Niet eenerlei de werking:

Die, bracht Hem lijfsbehoefte toe;

Dees zocht zich zielesterking.

Maria, koos het beste deel,

Haar zalfden 's Heilands reden;

Maar Marthaas hart, vol aardsche zorg,

Werd wreevlig en te onvreden.

‘ô Martha, (sprak de Heer haar toe,)

Wat zorgt gy overbodig,

En kommert u om velerlei!

Één ding alleen is noodig.’ -

Wy morren vaak als Martha deed,

En haasten, zorgen, zwoegen;

Terwijl dat ééne wordt verzuimd,

Hetgeen ons moest genoegen.

* Gedichten, 90.

[p. 380]

 

Heer! maak dat ééne ons-aller keus:

 

Dat nooit weêr kan te loor gaan;

 

Dat zondaars algenoegzaam is,

 

En de enge poort doet doorgaan:

 

 

 

Waarby het kostbaarst wareldsch goed

 

Geen aanzien heeft noch waarde;

 

Waar buiten, wy behoeftig zijn,

 

Met heel den schat der aarde!

 

 

 

De wareldling vereer' het stof;

 

Gy zijt mijn zielsverlangen.

 

Mijn Heiland, doe my 't noodig goed

 

Van uw Genade ontfangen!

 

 

 

Uit de ‘Olney Hymns’.