De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijOp het eeuwige leven.Ga naar voetnoot*Onsterflijk heid, die 't lijdend Christenhart
De zoetste hoop en sterkte schenkt in smart,
Hoe lieflijk streelt uw denkbeeld onze zielen!
Gy beurt ons op tot Hem aan wien we ontvielen.
Thands heeft de dood ons niets verschriklijks meer!
Zy geeft ons stof aan zijnen oorsprong weêr,
De ziel houdt stand; zy, onverderflijk wezen,
Heeft geen vergaan in 't somber graf te vreezen.
Ik zie aan 't eind van 's levens droeven loop
Een andren stand waarop ik lijdzaam hoop;
Een blijder oord, waar 'k uit dit wareldduister
In 't licht zal treên by d' oorsprong van zijn luister.
| |
[pagina 366]
| |
Hier, waar de hoop op 't waar genoegen liegt,
En de ijdelheid met valschen schijn bedriegt,
Hier vind ik niets dat me aan 't bestaan kan binden;
Ginds zal ik 't hoogst der heilgenieting vinden.
Op 't gindsch gestarnt', die warelden van licht,
Daar zal ik eens van aan- tot aangezicht
Den Oorsprong zien, die alles riep in 't leven:
Daar, op de wiek der Englen om Hem zweven,
En mengen aan der zaalgen harpentoon,
Tot 's Heilands eer weêrgalmende om zijn throon,
Mijn zwakke stem in Hallelujahklanken,
Om in hun koor aanbiddend meê te danken!
Daar geeft Gy me eens en Kroost en Egâ weêr;
Daar breekt de dood geen liefdesnoeren meer.
Wat heil! geen dood, geen graf, zal ze immer slaken;
Waar ik U eens verheerlijkt zal genaken!
ô Zoete hoop, die 't stervenswee verzacht,
Wees gy mijn steun, en schenk mijn zwakheid kracht!
Genadig God, ik buig me aanbiddend neder;
Wie 't sterven scheidt, geeft Gy me onsterflijk weder.
Naar een Fransche
Cantique.
|
|