De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 288]
| |
Het genoegen.Ga naar voetnoot*Wat mort ge, ô Stervling, dat de Wareld
U niet dan schaars genoegen baart? -
Waar, waarom steeds uw oog bepareld;
En waarom steeds uw hart bezwaard? -
Uw hart, (ô stervling, zoo vermetel!)
Het hart is des genoegens zetel,
Wen 't zalig, 't zacht gevoel 't bewoont.
Is dat onvatbaar voor gevoelen,
Vergeefs zult gy op vreugde doelen,
Dan wordt uw poging nooit bekroond.
Beweegt die edelste der driften
Uw kouden, stalen, boezem niet,
Wat zal op aard uw heil dan stiften,
Daar 't enkel uit die bronaâr vliet?
Wat kon uws Scheppers oogmerk wezen,
Wanneer Hy u uit liefde schiep!
Of hebt gy Zijne wraak te vreezen,
Wanneer gy 't heil geniet, waartoe Zijn liefde u riep?
Genoegens, vreugde, en zaligheden,
Verspreidt Zijn hand ons overal.
ô Mensch, geniet ze wel te vreden:
Hy wil dat men genieten zal!
Gy koomt door dankbaar te genieten
Hem nader, dan door tranengieten,
Ten zij die traan van vreugde vliet!
ô Mag u nooit die vloek beladen
Dat gy de weldaân zoudt versmaden,
Die Zijne Vaderhand u biedt!
Zou God niet uw geluk beoogen,
Die zelfs Zijn Zoon niet heeft gespaard,
| |
[pagina 289]
| |
Maar uit aanbidlijk mededogen
Hem met uw misdaân heeft bezwaard? -
ô Zie Gods Zoon uw lijden dragen -!
ô Geef een blik aan de Eeuwigheid,
En spreek - zou Hem uw Heil mishagen,
Die tot zoo dier een prijs u 't eindloos heil bereidt?
Ach, zie Natuur, zy aâmt genoegen! -
In 't Zonnelicht lonkt vreugde ons aan!
Zie 's vogels hart van wellust zwoegen,
En schouw ze in 't kalm gelaat der Maan.
Voel ze in des Zefirs koelen aassem, -
In 't geurig zoet van plant en boom, -
Smaak ze in der druiven nektarwaassem, -
En zie haar spieglend beeld in 's beekjens klaren stroom!
Hoe! zoudt ge, ô Mensch, geen vreugde smaken,
Daar ze al wat daarzijn heeft, geniet? -
De Wareld tot een Hel u maken? -
Dit was uws Scheppers oogmerk niet.
Neen; leer door deugdelijk te handelen,
Haar in een Paradijs verwandelen,
En God in elk gewrocht, in elk genoegen zien:
Zoo zult ge in 't zaligste verrukken,
Der Hemelingen wellust plukken,
En, God' behaaglijke eer in uw genoegens biên.
Verheug u in 't geluk uws broeders! -
Benij, hoe streelend, nooit zijn lot:
Vertrouw de zorg des Albehoeders,
En hoû het oog gevest op God:
Versmaad de bede nooit der armen,
(God wil zich onzer steeds erbarmen)
En toon u steeds des droeven Vriend.
Geniet met dank uws Vaders zegen,
ô Christen! - hierin is de grootste plicht gelegen,
Voor hem, die zijnen God in geest der waarheid dient!
1798.
|
|