De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– Auteursrechtvrij
[pagina 285]
| |
Stichtelijke poëzy. | |
[pagina 287]
| |
Gebed.Ga naar voetnoot*Algoedheid, Gy, die my tot op dit uur behoedde,
Zie nog meêdoogend neêr op 't schepsel van uw hand:
Haar, die Uw wil aanbidt, die in uw zwaarste roede
Niets anders ooit aanschouwde, als 't waardste liefdepand.
Uw slagen gaan verzeld met Vaderlijk erbarmen;
Gy wondt geens schepsels hart of deelt het balsems meê;
Ontbreekt er troost op de aard, gy strekt uw gunstrijke armen
Uw' droeven kindren toe, en zaligt al hun wee.
Gy eischt slechts dat het hart, hoe fel het leed ook storme,
Op Uwe hand vertrouwe, en doorsta met geduld.
Gy vordert, dat het zich naar 't heilig Zoenlam vorme
Dat ons tot voorbeeld stierf, ja, zonder vlek van schuld.
Gekruisd, bespot, gehoond, heeft Hy den dood geleden,
De afgrijselijkste smart, voor 't menschdom, ja, voor my;
In 't bitterste van 't wee, zieltoogend, nog gebeden:
‘Mijn Vader, 't is uw wil, dat die geheiligd zij!’
Mijn Heiland! ja, Gy hebt die bittre kroes gedronken:
(Den mensch in 't lijden met Uw voorbeeld voorgegaan)
Gehoorzaam aan de hand die ze u had volgeschonken:
Wy, nemen we op uw spoor het kruis gewillig aan!
God, ge eischt slechts dankbaarheid, Gy wilt dat wy voor 't lijden,
Voor 't leven dankbaar zijn; het is uw gift, mijn God!
Waar zoû de onzaalge zijn, die uwen wil bestrijden
Of 't leven haten zoû, ja zelfs in 't gruwzaamst lot!
Schenk, Heiland, schenk slechts kracht, om tegenaardsche rampen
Als 't waren Kristnen voegt, in uwe zorg te vreên,
Met d' onverwrikbren moed van 't waar geloof te kampen,
Tot dat uw stem my roept tot 's Hemels heerlijkheên!
1796.
|
|