De dichtwerken van vrouwe Katharina Wilhelmina Bilderdijk. Deel 2
(1859)–Katharina Wilhelmina Bilderdijk-Schweickhardt– AuteursrechtvrijMinona.Ga naar voetnoot*Wie zie ik ginds langs 't zeestrand dwalen,
Zoo afgemat, zoo afgeweend?
Wier blik in 't angstig ommezwerven
Der liefde smart en hoop vereent!
Minona, keert gy immer weder
Met ieder vallende avondstond? -
En toeft gy immer op den minnaar
Die 't graf in 't zwelgend zeenat vond!
Wat weent gy by die zilvren baren
Uw lieflijk stralende oogen dof?
Nooit keert hy in uw armen weder!
Gun rust aan Erwins dierbaar stof.
| |
[pagina 150]
| |
Zie! de Oceaan speelt met uw angsten!
Gy waant een kiel in 't blaauw verschiet;
't Is rijzend zilverschuim der golven,
Maar ach, uws Erwins vaartuig niet!
‘Hy is het!’ roept ze in vreugdvervoering,
En buigt haar kniën dankend neêr!
Zy slaat haar oogen naar den hemel,
En - 't schemerlichtjen blinkt niet meer.
Ach, moedloos knikt haar 't hoofd ter aarde:
Haar wanhoop lenigt geen geween,
Maar stom zit ze, als het beeld des jammers;
Bewustloos, als de marmersteen.
Geen stargeflonker trekt haar blikken:
Geen lieflijk maanlicht lacht haar toe!
Haar moede geest schijnt heengevlogen,
Des langen, bittren, toevens moê.
Wat zit gy in uw smart verzonken,
Minona? - Rijs, bedroefde maagd!
De maan verschuilt zich aan den hemel;
En 't starrenlicht is weggevaagd.
Minona, rijs! vertoef niet langer!
Hoor, hoe het grimmig Noorden woedt!
De bliksem schiet verdelging om u;
De donder ratelt aan uw voet!
Zy hoort den knal. De bliksemstralen
Ontvlammen 't donker wolkengraauw.
Zy rijst, en wringt zich in vertwijfling
De albasten hand en armen blaauw.
| |
[pagina 151]
| |
Nu hoort ze een schellen noodgalm rijzen,
Waant Erwins stem in 't windgefluit,
En stort zich gillend in den afgrond
Die Erwins dierbaar stof besluit.
1810.
|
|