| |
Derde bedrijf.
Eerste tooneel.
abdallah, op een verheven rustbed gezeten. alvaro. Gevolg.
Gy vorderde gehoor. Doe my uw last verstaan.
Astuurjes vorst (Monarch!) heeft aan 't verdrag voldaan,
Den grondslag van 't bestand. De cijns werd u gezonden;
Ge ontfingt hem. Spanjes kroon, getrouw aan haar verbonden,
Schonk u de bloem des Rijks. Doch, onder 't twintigtal
Vermengde eene enkle zich, die my mijn Vorst beval
Te rug te vorderen. Zy wist zijn hof te ontsnappen,
En waagde 't, zijn gezag en rechten te vertrappen.
Dees wederspannige die hem ontvluchten dorst
Is 't voorwerp van mijn last. - Zie daar mijn voordracht, Vorst!
| |
| |
Dien cijns ontfing ik, ja, uit kracht der krijgsverdragen;
Maar, van het twintigtal my een te rug te vragen
Is schending van 't verbond; ja, honend voor mijne eer:
En, Kristen!... waarom slaat gy 't oog zoo schuchtren neêr
Als schaamde uw hart zich-zelf dien naam? - 'k Herhaal het, Kristen!
Of, kiest gy 't, Spanjaart. - Nooit liet ik me een recht betwisten. -
Die maagd niet af te staan, dit stond uw Koning vrij;
Maar, eenmaal in mijn macht, behoort zy thands aan my.
'k Liet eer geheel mijn recht op alle de andre varen.
Deze eischt hy my vergeefs. - Gy hoort mijn wil verklaren.
't Blijft onherroepelijk.
Het is hier 't oogmerk niet,
Uw recht te kort te doen, Monarch! Voor deze biedt
Mijn Vorst vergoeding aan. Eene andre zult ge ontfangen
Niet min uitstekende in....
Mijn kroon of scepter niet met Spanjes opperheer;
Niets van mijn eigendom, voor 't zijne. - Ga; niets meer!
Breng dit mijn andwoord aan uw Koning.
(Hy staat op, en vertrekt met zijn gevolg.)
| |
Tweede tooneel.
alvaro, alleen, met een klein gevolg van Spaanschen, het woord tot een van die wendende.
Zoo is dan 't al om niet, hetgeen ik durfde wagen!
Elvire! zy, de trotsche, onttrok zich aan mijn macht,
Zy, van wier hand-alleen ik al mijn grootheid wacht!
| |
| |
Zoo heeft de hoop my dan, zoo 't uitzicht my bedrogen,
Op haar bezit gebouwd! Verijdeld is mijn pogen.
Diego! te vergeefs heb ik Alonzoos woord:
Haar welberaamde vlucht heeft mijn ontwerp gestoord.
Gewis, de listige doorgrondde mijn bedoelen!
Of zou eene andre vlam haar door den boezem woelen?
Maar hoe! wat toeven wy? 't is reeds te lang gedraald;
Waarom nog iets te ontzien; thands moet mijn lot bepaald:
Het geen ik reeds bestond, duldt niet te rug te treden.
| |
Derde tooneel.
alvaro, met zijn gevolg, abdul.
Een Asturier, hier in verzeekring sedert heden,
Vraagt U een mondgesprek.
Aan my? - En duldt gy dit?
My die Alonzo dien, en die zijn gunst bezit,
Gy, Muzelman, vergunt gevangnen..... Kan het wezen! -
Of zoudt ge in Kristendosch geens vijands arglist vreezen?
(Met nadruk, hem sterk en vertrouwlijk in de oogen ziende.)
Van Omar ducht ik niets. Ook onder 't Spaansch gewaad
Ken ik den Muzelman, die nooit zijn leer verlaat.
Neen! Hier, Omar, zijt gy veilig.
| |
| |
Herken uw vriend in my. - Die banden zijn my heilig,
Die ons van de eerste jeugd verknochtten aan elkaâr.
Neen, nooit sloeg Abduls hart voor een verloochenaar.
Uw hart bleef, als het mijne, aan Mahomed behooren,
Gy hebt alleen in schijn den Koran afgezworen,
Op dat uw grootsch ontwerp te zeekrer slagen zou.
't Geheim is my bekend; ja, 'k zwoer uw' vrienden trouw,
En 't blijft in deze borst als in het graf besloten.
Uw doel is waard aan 't bloed waaruit gy zijt gesproten;
't Is waardig onzen Leer, en Mauregatoos zoon.
Ge ontroert my. Ja, mijn hart kent aan dien vriendentoon
Mijn vroeger deelgenoot in kommer en vermaken.
Geen achterhoudendheid moet onze banden slaken.
Neen Abdul, dat mijn hart u gansch geopend zij!
Het hijgde reeds naar lucht - Maar spreken wy hier vrij?
Volkomen. Wat gy me ook mocht wenschen meê te deelen.
Welaan dan! Hoor my aan, ik zal u niets verheelen.
'k Blijf Muzelman, ô ja, en tot mijn jongste stond;
'k Ben Kristen, slechts in schijn. Uw oog heeft my doorgrond.
Het recht, dat gy my doet, verdient mijn vol vertrouwen:
Blijf steeds in my den Zoon van Mauregaat aanschouwen.
Van hem en een slavin ontving ik 't levenslicht.
Reeds van mijn vroegste jeugd was al mijn zucht gericht
Naar grootheid en gezag. Ik blaakte van verlangen
Om eens de diadeem mijns vaders weêr te ontfangen.
Maar ach! de Kalif lag aan 't overzeesche strand
Gekluisterd door de weelde in haar fluweelen band,
Als Abderam bezweek, hy trouwste der vazallen;
En met hem moest het Rijk der Ommiaden vallen.
Abdallah wierp het juk van d' Aartswellustling af,
En met mijns vaders dood lag al mijn hoop in 't graf.
Geen bystand bleef er meer, van Kristnen noch van Mooren.
Toen heb ik, ja, in schijn, de kruisbanier gezworen.
| |
| |
Gedreven door de zucht die heel mijn ziel vervult,
Heb ik mijn waar geloof in 't Kristenkleed verhuld.
Niets stond mijn hart te duur om tot dat doel te raken.
'k Wist me, aan Alonzoos hof, van hem bemind te maken.
Als ijvrend voor zijn recht en aan zijn throon verknocht,
Won ik 't vertrouwen ras, dat ik zoo vurig zocht.
't Gelukte me, om hem heen een aanhang aan te werven,
En Abdul, 'k steeg ten throon, zag ik Alonzo sterven;
Ik wacht op 't oogenblik dat hem de moorddolk treff',
En me, als zijns broeders zoon, tot rijksmonarch verheff'. -
Maar weinig zegt dit nog, voor de eerzucht, half bevredigd.
Nog heb ik niet geheel voor u mijn hart ontledigd.
'k Verklaar u meer. Elvire, aan vorstlijk bloed verwant,
Heeft rechten op een throon. - 't Bewijs is in mijn hand.
Het kostte een handvol bloeds, maar moet me een scepter geven.
Doch kan ik reeknen op uw bystand?
Het opzicht over haar werd niet betrouwd aan my.
ô Vaar voort! Stel my een uitzicht open.
Hoe krijg ik ze in mijn macht? - Of moet ik vruchtloos hopen,
Zoo na aan 't heerlijk doel?
| |
| |
ô Neen, dat zult gy niet!
De vreemdling, hier bewaakt, uit vijandlijk gebied,
Hy, die u door mijn mond een onderhoud laat smeeken,
Is - haar begunstigde, is haar minnaar.
Gy treedt in zijn belang? - Gy hebt mijn wenk verstaan?
'k Neem dien wenk met dankerkentnis aan.
Hy-zelf stelt ze in mijn hand; dit middel kan niet falen,
En ik, ik zal in 't eind op alles zegepralen.
| |
Vierde tooneel.
alvaro, ramiro. Gevolg van den eerste.
Ik weet hoe veel ik wage, als ik my tot u keer;
Maar nooddwang vordert dit, en 't lijdt geen uitstel meer.
Het geldt hier een behoud, my boven 't leven schatbaar;
En 'k houde uw ziel, mijn Heer, voor 't mededogen vatbaar.
Mijn afzijn van het Hof, in zee- en oorlogstocht,
Hield me onbekend met u, maar 'k ken geene achterdocht.
Hy die zijn koning dient, moet niemand argwaan wekken,
En 'k durf u ongeveinsd het teêrst geheim ontdekken.
De schoone Elvire is hier. Alonzo zocht haar hart
Te dwingen; zy ontvlood, en in vertwijflingssmart
Zocht zy een schutswijk hier. - Zy mocht dien wijk hier vinden;
| |
| |
Maar, hemel, tot wat baat! - Men durft zich onderwinden
Haar die men schuilplaats gaf, te honen; - men belaagt
Op nieuw het argloos hart, dat om bescherming vraagt.
Men durft en goede trouw en 't volkenrecht verkrachten,
En houdt my hier bewaakt, gevangen zelfs.
Nu wordt my alles klaar. Abdallaas wreevle toon,
Red haar dan, ô red haar uit zijn handen,
En eeuwig zal mijn hart van dankerkentnis branden.
Gy kunt, en gy-alleen, haar hoeden voor geweld.
Dat zal ik, zoo zy zich in mijn bescherming stelt. -
Kan zy zich, onbemerkt, aan mijn gelei vertrouwen?
Zoo, sta ik voor haar in.
Zy wordt in 't oog gehouen.
Niet minder wordt zy hier bewaakt dan ik; maar 'k tracht
Den weg haar te oopnen tot ontvluchting uit zijn macht.
De poging die ik doe zal de uitkomst niet misleiden.
| |
| |
‘Geen schooner kans dan dit, kon ons het lot bereiden.’
(Aan een van zijn gevolg.)
Diego, vlieg gy heen naar 't Spaansche leger. Meld
Dat Spanjes afgezant in kluisters wordt gekneld.
Dat hier, ten spijt van 't recht, van eer, van krijgsverbonden,
De majesteit der kroon baldadig wordt geschonden,
En, zoo niet onverwijld ons leger herwaart spoedt,
Alvaro 't offer wordt van 's Sultans overmoed.
Een aanval paardenvolk op 's vijands rechtervleugel
Kome ijlings ons te hulp, en rukk' met lossen teugel
(Zich tot Ramiro keerende.)
Verrassing, angst, en schrik
Verspreiden zich weldra, en 't eigenst oogenblik
Voere ik den prooi van hier. - Diego, vlieg, vlieg henen.
(Na het vertrekken van Diego.)
Zoo zullen we ons te saam tot haar behoud vereenen,
Ramiro, en uw hart verdenke Alonzo niet;
Mijn woord is u genoeg: ik heersch, waar hy gebiedt.
(Ramiro vertrekt.)
Vaar voort, weldadig lot, begunstig deze listen!
Zy voeren my naar 't doel.
| |
Vijfde tooneel.
abdallah, alvaro.
Ik gaf u 't afscheid, Kristen.
Ge ontvouwde my uw last, en 'k wees uw vordring af. -
| |
| |
Maar 't was mijn oogmerk niet, in 't andwoord dat ik gaf,
Door willekeur of trots uw Koning te beleedigen.
'k Vond my door 't hart genoopt, een vluchtling te verdedigen.
De Maagd, die gy my eischt, dus hebt gy my gemeld,
Vlood naar mijn legerplaats. Wat vorstenmacht ook geld',
De plicht der menschlijkheid gebiedt my, haar te hooren;
De scepter geeft geen recht die teedre stem te smooren.
Gy, oordeel nevens my, en, zoo ik haar met recht
Den toegang weigren kan....
(Hem in de rede vallende.)
Dit, Sultan, is beslecht.
Het voegt geen sterveling, hier oordeel uit te spreken.
Zy die ik weder eisch, is 't Spaansch gebied ontweken,
En 't Koninklijk gezag begeert haar van uw hand.
Ook dat gezag heeft perk. Maar 't is genoeg, Gezant.
Ik sloot mijn boezem nooit voor 's onderdrukten klachten;
'k Ontbood de vluchtling hier; gy moogt op d' uitslag wachten,
Of, wilt gy 't, by haar klacht getuige en rechter zijn.
| |
Zesde tooneel.
abdallah, alvaro, elvire.
Mevrouw, dat alle schroom van uit uw hart verdwijn'!
Treed toe, vrijmoedig toe! De ontmoeting van dees morgen
Zoo verr' ze u onrust baart of 't hart belaadt met zorgen,
Indien gy-zelv verlangt dat zy vergeten zij,
Is by my uitgewischt. Ik voer geen dwinglandy
Op 't menschelijk gemoed. Uw kunne, uw rang, uw schoonheid,
En meer, dat zacht gevoel dat uw gelaat ten toon spreidt,
| |
| |
Heeft rechten op mijn hart, en rechten die ik eer. -
Gy slaat het schuchter oog angstvallig voor u neêr? -
Niets dat het kieschte hart een oogenblik kan prangen
Bedreigt u, zoo van my uw zielsrust af mag hangen. -
Bescherming vroegt gy hier. Zoo deed men my verstaan.
Ik bied u die, Mevrouw, uit voller harten aan.
't Vertrouwen, my betoond door u tot my te keeren,
Verdien ik; en 'k gevoel mijn hart daardoor vereeren;
Misbruiken kan ik 't nooit: dit waar my-zelv' verlaagd. -
Maar in uws Konings naam wordt gy te rug gevraagd.
Hy is mijn bondgenoot; en 't vrederecht der volken
Begunstigt dees zijn wensch. Ik zie u 't oog bewolken!
Verschrik niet! 'k Duld geen dwang, waar ik gebieden mag.
Verkiest gy zijn Gezant te volgen?
Laat uw andwoord hier beslissen.
Ik dring my niet in uw geheimenissen:
Maar stel me in staat dat ik zijn opeisch wederspreek.
Waan niet dat ik 't ontzag mijns Konings ooit verbreek.
Alonzo is mijn vorst. Ik weet niet, welke rechten
Het noodlot van Elvire aan zijnen scepter hechtten;
Onkundig van mijn stam, betrekking en geslacht,
Eerbiedig ik in hem de koninklijke macht.
Naby zijn throon gekweekt, van 't eerste perk mijns levens,
Schonk hy my vorstenzorg en vaderteêrheid tevens.
Door diepe erkentenis werd hem mijn ziel verknocht;
En lust was me elke plicht, waarin ik 't toonen mocht.
| |
| |
't Bevel uit zijnen mond was heilig in mijne oogen,
En nooit weêrstreefde ik dit. Maar vleiery en logen
Vond toegang tot zijn throon. Eens huichlaars slangenlist,
Die 's Konings zwak gemoed voor zich te ontsluiten wist,
Ontwrong hem 't wreed bevel, en 't geen me in wanhoops smarten
Zijn hof ontvlieden deed. - Geen scepter dwingt de harten:
Alonzo heeft geen recht, te schikken van mijn hand,
En tot den jongsten snik bied ik hem wederstand.
Geen booswicht, dien 'k veracht, zal ik mijn trouw verpanden.
Gy, Sultan, kunt my hoên voor die gehate banden.
't Is uw bescherming, die ik inroepe aan uw kniên.
ô Liet gy my vergeefs tot u om redding vliên,
Dan is des noodlots woede in vollen top gerezen,
En 't graf moet dan mijn wijk, mijn laatste toevlucht wezen.
(Die nu eerst Alvaro gewaar wordt.)
Hoe, de snoode Alvaro hier!
(Tegen Elvire.)
Het is u onbekend, wat oogmerk my bestier'.
'k Verandwoord my des niet. - Maar gy, gy zijt bedrogen,
Zoo ge in uw schampre taal Alvaro zoudt beoogen.
'k Vermoed het. Doch, Elvire, indien ik wel vermoed',
Verneem dan, wie ik ben, en wat my handlen doet.
Waar me een gesprek vergund van weinige oogenblikken,
Met u-alleen, Mevrouw,....
(Met drift.)
Het denkbeeld doet my schrikken.
| |
| |
(Verontwaardigd.)
U wien de menschlijkheid, wien de eer verstrekt tot spel.
ô Kende Alonzo u als ik u ken, verwoede;
Geen dwang had my ontperst aan 's grijzaarts vaderhoede.
Of kende u deze vorst....
(Aan Abdallah.)
Monarch! het belge u niet!
Ik doe u meer verstaan, indien 't uw wil gebiedt.
Maar ô! ontsla mijn oog van hem voor wien ik gruwe,
Die - mijn vervolger is, mijn vijand, en - ook de uwe.
(Zy vertrekt.)
Dees proef is my genoeg; geen tweede wacht ik af.
De hoon, my aangedaan, betrof mijns Konings staf;
Gy, Sultan, wisch dien uit! Ik zal uw andwoord wachten;
Één uur nog toef ik hier. Herroep in uw gedachten,
Eer dat ge een bondgenoot zijn wettig recht betwist,
Dat hier een enkel woord van vrede of krijg beslist.
einde van het derde bedrijf. |
|