Redactie: Louis de Bourbon, Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, Jan Engelman, Marnix Gijsen, A.J.D. van Oosten en Jan Vercammen.
Redactiesecretariaat: A.J.D. van Oosten, Tulpstraat 62 (m.i.v. afl. 4: Lijsterbeslaan 38), Rijswijk (Z.H.).
Begin van Anton van Duinkerkens bijdrage aan de januari-aflevering.
Anton van Duinkerken opent afl. 1 (januari) met een pleidooi voor een ruimhartig katholicisme in ‘Wij Katholieken’ en het katholicisme. In de beschouwing van Jan Engelman over de religieuze schilder Jaap Mes (afl. 5, mei) wordt, net als in Van Duinkerkens opstel over de neo-thomistische filosoof Martin Deutinger (afl. 6-7, juni-juli), als vanouds instemming betuigd met de door Jacques Maritain in Art et scholastique neergelegde gedachten over het onderscheid tussen kunst en geloof. Opvallend is de medewerking van de hoogleraren Helmuth Plessner (afl. 6-7, juni-juli) en F.J.J. Buytendijk (afl. 10, oktober). M. Bruna start zijn medewerking met een beschouwing over Wijsbegeerte en mythe.
De buitenstaander Maurits Dekker is een van de weinigen die voor enig bazuingeschal zorgt in een beschouwing over Menno ter Braak (afl. 3, maart) in de Kroniek. De rubriek Hagel maakt een ingeslapen indruk. In de maart-aflevering (nr. 3) leidt de redactie zes pagina's Duitstalige poëzie van de joodse dichter Alexander Kailand in. De bijdrage heeft een welhaast programmatisch karakter. In de inleiding schrijft de redactie: ‘Vandaag wordt de stem der lijdenden gewelddadig gesmoord. Op denzelfden dag, waarop alle luidsprekers der wereld een weinig zeggende politieke redevoering van Adolf Hitler voortschreeuwen van kamer tot kamer, spreekt dominee Niemöller tot zijn rechters het getuigenis van zijn godsdienstig geweten uit in een volstrekt bewaakte stilte. De stem van het leed komt de grens niet meer over, slechts de stem van de propaganda. De stem van het gesmoorde leed te doen vernemen door de wereld, die misleid wordt, was wel de voornaamste aandrift van den Joodschen dichter Alexander Kailand bij het neerschrijven der hierachter afgedrukte gedichten [...]’
Eveneens opmerkelijk is de bijdrage van Jef Last (afl. 9, september) die een nog ruimer bemeten keuze maakt uit Spaanse revolutionaire poëzie. De dichter Jac. Schreurs keert terug in De Gemeenschap. Bij de poëzie-medewerkers moeten ook Max de Jong, Robert Franquinet, Edgar Twello (ps. van B.A.J. Rogmans) en Ed. Hoornik worden genoemd, terwijl redacteur Van Duinkerken met een meer dan normaal aantal verzen vertegenwoordigd is.
H. Nelissen, ca. 1940.
Jan Engelman publiceert in afl. 6-7 (juni-juli) zijn lustrumspel voor het Delftsche Studenten Corps Om de dooje dood niet, of Jan Klaassen komt naar huis. In afl. 3 (maart) gaat Engelman te keer tegen de Hoovaardigheid der architecten die volgens hem in het kunstleven een rol spelen die in ‘geen verhouding staat tot [...] hun artistieke beteekenis.’
De jaargang is met tekeningen en vignetten van o.m. Leo Gestel - die ook zorgde voor enkele opmerkelijke omslagen - Ad Selhorst, Theo Bitter en Lambert Simon verlucht.