De Gemeenschap
(1986)–Theo Bijvoet, S.A.J. van Faassen, Kees Nieuwenhuijzen, Harry Scholten– Auteursrechtelijk beschermdRedactie: Louis de Bourbon, Antoon Coolen, Anton van Duinkerken, Jan Engelman en A.J.D. van Oosten.
| |
[pagina 68]
| |
woorden komen ons steeds voor den geest, wanneer wij een vertoog van sociologischen of politieken aard lezen uit Knuvelder's pen.’ Knuvelders opvattingen zijn volgens Criton in conflict ‘met de douane van het Hollandsche gezonde verstand’. Aandacht in deze jaargang ook voor de economisch-maatschappelijke ordening en dan met name voor het in katholieke kringen veelbesproken corporatisme, dat door de Gemeenschapmedewerkers niet als zaligmakend wordt gezien. Ir. Stefan van Schaik is, net zoals andere medewerkers als Van Oosten en Severijnen, nogal sceptisch: ‘Zolang het geld alle machtsmiddelen in handen houdt is er geen sprake van dat er organen kunnen opkomen, gevormd uit en door de werkers in de bedrijven, die niet medezeggenschap, maar alleen-zeggen-schap over het economische leven zullen hebben.’ (januari). Diner ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van De Gemeenschap, 23 februari 1935. Aan tafel met de klok mee: Antoon Coolen, Bernard Verhoeven, Charles Eyck, C. Vos, wschl. St. van Schaik, R.F. Hegge (censor), Anton van Duinkerken, W.P.J. Pompe, prof. Verbeek, P. Witteman, S. van Ravesteyn, A.J.D. van Oosten, Willem Maas en C.C. Berg. Staand v.l.n.r.: Clemens Meuleman, Charles Nypels, Jan Engelman, A. van Domburg, Lambert Simon, H. Marsman, Wouter Paap, wschl. H. Nelissen en Kees Strooband.
Verhuisbericht van uitgeverij De Gemeenschap, november 1935.
Eind 1934 overlijdt Willem Nieuwenhuis, die door Jan Engelman in het januarinummer herdacht wordt. De jaargang bevat diverse postume bijdragen van Nieuwenhuis. Op 24 april 1935 overlijdt de katholieke dichter Eduard Brom, die eveneens door Engelman wordt herdacht (mei). In deze jaargang veel bijdragen van vertrouwde katholieke dichters als Gerard Wijdeveld, Leo Boekraad, Louis de Bourbon, Pierre Kemp, Vic. Reinders en met name van A.J.D. van Oosten. De bijdrage van niet-katholieke dichters is gering: de jaargang bevat een enkel vers van o.a. J.C. Bloem, Clara Eggink, Jan Campert en Ed. Hoornik. De proza-bijdragen zijn van ondergeschikt belang. Interessant is een ongekend felle reactie van F. Bordewijk (december) op de recensies van zijn roman Bint door Dirk Coster en A.M. de Jong: ‘Eén ding slechts is me niet duidelijk. Waarom, nu Bint (dat staat vast) een prul is, hebben Coster en De Jong daaraan zoo ellenlange beschouwingen gewijd? Ik heb toch ook mijn mond gehouden de vele, vele jaren nu reeds dat die heeren hun margarinalia e tutti quanti aan de boekenmarkt brengen?’ Tulpstraat 62 (rechtsboven) te Rijswijk (Z.-H.) (Foto: Fred Zieren) (Gemeentearchief, Rijswijk).
Jan Engelman schrijft met grote regelmaat over beeldende kunst. Hij publiceert over Herman Kruyder (afl.1, januari en afl. 5, mei, als Kruyder komt te overlijden), over Karel de Nerée tot Babberich en Kees van Dongen (afl. 5, mei), over Antoon van Welie (afl. 6, juni) en over Pyke Koch (afl. 12, december). S. van Ravesteyn publiceert zijn toespraak bij de opening van een tentoonstelling van Joep en Suzanne Nicolas (januari). In het maartnummer schrijft Engelman sceptisch over het surrealisme: ‘Welke dichter gelooft op den duur, dat hij voor zijn kunstwerk kan volstaan met het opteekenen van de woorden die hem lukraak invallen? Ook bij de meest spontane inspiratie komt een element van kiezen, ordenen - een zeker intellectueel overleg is onmisbaar.’ Hij concludeert: ‘Een aspect van romantisme is of was het Surrealisme - maar een vernieuwing van het aanschijn der aarde? Voorlopig denkelijk niet. Het Leger des Heils doet er meer aan.’ Portret van Charles Roelofsz door Paul Citroen, 1930.
De jaargang bevat talloze vignetten van Joep Nicolas, | |
[pagina 69]
| |
Leo Gestel, Charles Roelofsz, Hendrik Wiegersma, Charles Eyck en Lambert Simon. De laatste drie verzorgen ook diverse omslagen van deze jaargang. In de vergadering van de Stichting van 8 november wordt besloten de penningmeester van het Stichtingsbestuur, H. Nelissen, voortaan te belasten met de commerciële en administratieve leiding van de uitgeverij; C. Vos houdt zich uitsluitend bezig met de artistieke zijde. Portret van Eduard Brom door Charles Eyck dat als frontispice in de door Anton van Duinkerken samengestelde bloemlezing uit zijn werk is opgenomen. De bloemlezing verscheen in 1932 bij uitgeverij De Gemeenschap te Utrecht.
Joep Nicolas, ca. 1929.
Brief van Hubert Cuyers Jr. aan Anton van Duinkerken waarin hij zijn bijdrage Historie en mythe aankondigt, 26 december 1934.
Omslag van Louis de Bourbons Het licht achter golgotha dat in 1935 bij uitgeverij A.A.M. Stols verschijnt.
| |
[pagina 70]
| |
Brief van St. van Schaik aan A.J.D. van Oosten over zijn bijdrage Het loon der werklieden in de novemberaflevering, wschl. zomer 1935.
V.l.n.r.: Clemens Meuleman, Suzanne Nicolas, Willem Maas, Magda Meuleman en Joep Nicolas op de kermis te Roermond, 1934.
Brief van Jan Vercammen aan Louis de Bourbon, waarin hij meedeelt zijn redactielidmaatschap van De Gemeenschap te aanvaarden, 25 oktober 1935.
Brief van de censor R.F. Hegge aan de redactie van De Gemeenschap, 16 juli 1935.
|
|