Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen (2007)

Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen

(2007)–Anna Bijns– rechtenstatus

Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende



[pagina 259]
REFEREYN. SErpenten / Aderen / Schorpioenen / Slanghen Beeren / Wolven / stieren int wout ghevangen Hongherich van caken Wilde Eenhoornen / niet om verstrangen Briesschende Leeuwen / die naer bloet verlanghen Fenijnighe Draken Dese schaden den mensch alsser by gheraken Nochtans een dobbel tonge meer quaets can brouwen Al zijn dees beesten schadelijck int genaken Men machse schouwen Een dobbel tonge / en is niet om betrouwen Al waer si als Cicero / schoon van faconden Int hemelrijck salse fenijn uutspouwen En dootlijck wonden Noyt beesten so wreet / op eerde ghevonden Men machse vanghen / binden en versubtijlen Diese vliet en worter niet af verslonden Maer een dobbel tonge / over hondert mijlen Mach den absenten quetsen / met haren pijlen Dus segghe ic dwoort des Wijse mans altijt: Een dobbel tonghe is vermaledijt. Teghen een dobbel tonghe en is gheen boeteGa naar voetnoot53 Want bedriechlijck maeckt si haer woordekens soete Theeft wel ghebleken Aen Joab die Amase quam te ghemoete Cussende hem biedende vrientlijcke groete Heeft hy hem doorsteken Dese willende oock zijnen broeder wreken Aen Abner / doen hy hem daer minst voor wachte Flatterende / met verraders treken Hem ter doot oock brachte De boose Alchimus desen oock slachte Die swoer den Joden niet te wesen schadelijc Die hy nochtans te vermoorden dachte Seer versmadelijck Triphons tonghe sprack oock ghenadelijck Met Jonata gelovende peys en vrede Den welcken hy dede vangen verradelijck En naemaels met sijn sonen dooden mede Een dobbel tonghe is scherp van snede Seyt Davidt / als een sweert dat niemant en mijdtGa naar voetnoot54 Een dobbel tonghe / is vermaledijt.
[pagina 260]
Der gheesselen slach / can blau stramen verleenen Maer der tonghen slach / die breeckt de beenen Naer schriftuerlijck vermaen Door sweerts isser veel bracht in sdoots vereenen Nochtans de dobbel tonge / soude ick meenen Heeft meer moorden ghedaen Daer door zijn dorpen ende steden vergaen Omgheworpen Casteelen sloten en mueren Niemant so sterck diese can wederstaen Oft daer voor ghedueren Sy maeckt onvrede tusschen naeste ghebueren Sy scheyt van malcanderen man en wijf Een dobbel tonge / stelt een heel stadt in rueren Door haer bedrijf Sy is fenijnich infect ja so Corosijf Dat si wonden slaet / die niet en ghenesen Vader ende kint brengt sy in ghekijf Dat noyt en was / oft nemmermeer sal wesen Can sy versieren ende midts desen Tusschen de vreedsamighe berockt si strijdt Een dobbel tonge / is vermaledijt. Een dobbel tonghe can de waerheyt verkeerenGa naar voetnoot55 Schriftuere vervalschen dwalinge leeren In Steden in landen Discoort verwecken / Princen en Heeren Sijnder door bedorven en vrouwen van eeren Ghebracht in schanden Van broeders en susters / maect si doot vyanden Dat si malkanderen vervolghen en quellen Leven en doot slaet inder tongen handen De vyant vander hellen En mocht niet meer quaets doen met sijnen gesellen Dan een dobbel tonghe wie salse ontvlien Al doetmen goet si salder quaet uut spellen Door haer bespien Al en canse de duecht diese siet gheschien Niet heel missaken / si salse verminderen Recht is si van God en allen Goeden lien Verhaet gherekent onder svyants kinderen Wie sal hem wachten voor dees valsche slinderen Christus selve en wasser niet voor bevrijt Een dobbel tonge is vermaledijt.
[pagina 261]
Prince. Een dobbel tonghe was sduyvels instrument Waer door Adam ende Eva hem gaven consent Gods ghebodt vergaten Een dobbel tonghe tot clappene ghewent Is een groote plaghe in een gheestelijck convent Wantse dondersaten Doet murmureren / teghen haer prelaten Jae een heel ghemeynte / door haer overdraghen Stelt si in twist die in charitaten Te leven plaghen Een dobbel tonghe / tis wel om beclaghen Is als een slanghe / onder eenen hoop Alen Waerse coemt / daer salse peys verjaghen En liefde doen falen Een dobbel tonghe / is vol loghentalen Door haer gheveynsde flatterende practijcke Doetse Princen Heeren / Wethouders dwalen Datse vanden wech / der rechtveerdicheyt wijcken Sy en spaert den armen / oft den rijcken Maer elcken belaecht si door haet ende nijt Een dobbel Tonghe / is vermaledijt.	voetnoot53 In de marge: ‘b’ (?), potlood. voetnoot54 In de ondermarge staat nogmaals mijdt met potlood. voetnoot55 Letter ‘d’ in de marge (potlood).

Vorige Volgende

Over het gehele werk

auteurs